Herdenking van het bombardement op Nijmegen

Toespraak van Gerdi Verbeet tijdens de herdenking van het bombardement op Nijmegen op 22 februari 2019, Nijmegen.

22 februari 1944 is een stralende dag. Het is dinsdag en het is de laatste dag van het carnaval, vastenavond. Het is wel koud, maar de zon schijnt uitbundig.

Uit alle buurten van de stad komen de kinderen, allemaal op weg naar school. Ze huppelen: het lijkt al een beetje lente.

Joelend rennen ze de school binnen.

Ze hangen hun jasjes op, gaan de klas in. De juf krijgt ze maar moeilijk stil vandaag.

Een paar uur later is het gejoel van veel van deze kinderen voorgoed verstomd. Veel scholen in de binnenstad liggen in puin. Ook deze school. En het hele gebied eromheen.

We hoorden net het ontroerende verhaal van Addy Gerrits. Haar broertje Jopie is dood. Net als veel van zijn klasgenootjes. En net als Hendrika en Maria Arts, die ondanks hun verkoudheid toch naar school moesten en hun einde vonden in het puin van de kleuterschool aan de Lange Burchtstraat. En net als Henk van Duijghuizen die samen met zijn vriendje Koen vanaf zijn school aan het Kelfkensbos naar huis liep. Als

de bommen vallen is Koentje op slag dood. Henk sterft een paar dagen later aan een tetanusbesmetting.

160 kinderen en meer dan 600 volwassenen hebben het bombardement van Nijmegen niet overleefd.

Bart Janssen schreef er in 2005 een boek over, vol hartverscheurende getuigenverklaringen. Onder de titel: de pijn die blijft.

En zo is het ook. Dit is een pijn die altijd blijft.

En misschien is die pijn nog wel heftiger, omdat er lange tijd zo weinig aandacht voor is geweest. Waar moesten de mensen uit Nijmegen, maar ook die uit Arnhem en Deventer heen met hun verdriet? Nee, de slachtoffers waren geen dappere soldaten of verzetsmensen. Het waren gewone, onschuldige burgers. En nee, het was geen laffe aanval van de vijand – en dus paste het niet goed in de naoorlogse wereld van zwart of wit, goed of fout. 766 gewone, onschuldige mensen zijn tussen de scharnieren van de geschiedenis terechtgekomen.

Het duurde tot het jaar 2000 voordat dit monument er kwam.

Als voorzitter van het Nationaal Comite 4 & 5 mei woon ik veel herdenkingen van de Tweede Wereldoorlog bij. Herdenkingen van slachtoffers van de Holocaust, gesneuvelde militairen, verzetsmensen, van mensen die zijn omgekomen in toenmalig Nederlands-Indië – en steeds vaker herdenkingen van burgerslachtoffers, zoals vandaag.

In de loop der jaren na het einde van de oorlog is steeds meer gerichte aandacht gekomen voor groepen slachtoffers. Die aandacht gaat natuurlijk niet ten koste van de aandacht voor al die anderen die in de oorlog zijn omgekomen. Aandacht, respect en liefde zijn geen schaarse goederen die we onderling moeten verdelen.

Vandaag betuigen we respect aan de slachtoffers van dit bombardement, dat diepe sporen heeft nagelaten in de Nijmeegse gemeenschap. En op 4 mei legt de koning bij het Nationaal Monument op de Dam in Amsterdam een krans voor álle slachtoffers. Tijdens de twee minuten stilte die daarop volgen, denken wij daar en bij alle herdenkingen in het land ook weer aan de slachtoffers die we hier vandaag herdenken. Ook denken veel mensen dan aan hen die in deze tijd, op andere plaatsen in de wereld, lijden onder oorlog, onder bombardementen.

Ik ben erg onder de indruk van het grote aantal kinderen dat hier vandaag bij ons is. Voor jullie zijn de woorden oorlog en bombardement abstracte begrippen. Jullie kennen ze gelukkig alleen van het Jeugdjournaal.

Maar juist daarom is het zo belangrijk dat jullie weten, dat vrijheid en vrede helemaal niet vanzelf spreken. Dat jullie overgrootouders wél oorlog en onderdrukking hebben meegemaakt. En dat kinderen in andere delen van de wereld helaas precies weten wat een bombardement is – want ze maken het dagelijks mee.

Eén van de belangrijkste lessen die we onze kinderen kunnen leren is, dat we nooit onverschillig mogen zijn voor het lot van anderen. In zijn

kersttoespraak zei koning Willem Alexander het dit jaar zo: ́Vrijheid, gelijkheid en eerlijke kansen voor iedereen zijn óók afhankelijk van de manier waarop wij dagelijks met elkaar omgaan. Een leven zonder angst en onverschilligheid wordt niet alleen bepaald aan verre vergadertafels. Daar gaan we gelukkig ook zelf over.”

Ik vind dat een prachtige boodschap.

Het is mooi dat we hier bij elkaar zijn bij deze herdenking. Het geeft steun. Erkenning. Het gevoel dat je niet alleen gelaten wordt in je verdriet. Ik heb zelf bij dit soort bijeenkomsten altijd een groot gevoel van verbondenheid: wij zijn bondgenoten. Op u kan ik bouwen als het gaat om een zinvolle herdenking. Wij zijn verbonden in respect voor wie we verloren hebben. Maar we zijn ook verbonden als het gaat om het beschermen van onze open, vrije, democratische rechtstaat.

Daarom is het ook zo mooi dat hier vandaag ook mensen zijn van wie de ouders of grootouders de oorlog in Nederland niet hebben meegemaakt – maar die zich toch verbonden voelen met het verdriet van Nijmegen.

Laten we ons verbonden voelen met burgerslachtoffers toen en nu. Laten we juist de gedeelde ervaringen gebruiken om met elkaar te werken aan vrede en veiligheid.

Want inderdaad, zoals de koning zei, dat wordt niet alleen bepaald aan verre vergadertafels. Daar gaan we gelukkig ook zelf over.

Tooltip contents