Het monument
Vorm en materiaal
Het Nationaal Monument op de Dam te Amsterdam is een zuil, uitgevoerd in witte natuursteen (Italiaans travertin). De 22 meter hoge zuil is geplaatst op een vierkant voetstuk. Op de voorkant van de zuil is een reliëf van vier geboeide mannenfiguren bevestigd. Boven dit reliëf bevindt zich een beeld van een vrouwenfiguur met kind. Aan weerszijden van de zuil staat op een stenen plateau een mannenfiguur met aan zijn voeten huilende honden. Op de achterzijde van de zuil is een reliëf met omhoogvliegende duiven bevestigd. Achter de zuil is een halfronde gedenkmuur van witte natuursteen geplaatst. In de nissen van de muur zijn urnen met aarde bijgezet. Het gedenkteken is geplaatst op een plaveisel van klinkers, dat in concentrische cirkels is opgehoogd. Enkele tientallen meters voor de zuil is aan weerszijden een leeuw op een cirkelvormig voetstuk geplaatst.
Teksten
Op de binnenkant van de muur is een tekst van de dichter A. Roland Holst aangebracht:
‘NIMMER, VAN ERTS TOT AREND, WAS ENIG SCHEPSEL VRIJ ONDER DE ZON, NOCH DE ZON ZELVE, NOCH DE GESTERNTEN. MAAR GEEST BRAK WET EN STELDE OP DE GESLAGEN BRES DE MENS. UIT DIE EERSTELING DAALDEN DE ONTELBAREN. DUCHTEND ZIJN HOGE BLIK DEINSDEN HUN ZWERMEN BINNEN DE WET TERUG EN WERDEN VOLKEN EN STONDEN ELKANDER NAAR HET LEVEN, ONDER NACHTGEWOLKTEN VERWARD TREURSPEL, DAT WERELD HEET. SINDSDIEN WERD GEEN MENS VRIJ DAN ONTBODEN VAN BOVEN ZIJN DAK, GEEN VOLK DAN BEHEERST VAN BOVEN ZIJN TORENS. BLIJVE ONS DAT BIJ, VERLOST ALS WIJ WERDEN UIT HET SCHRIKBEWIND VAN EEN ONDERWERELD. NIET ONBEHEERST, DOCH ENKEL BEHEERST VAN BOVEN DE WERELD BLIJFT VRIJHEID ONS DEEL’.
De Latijnse tekst op de voorzijde van het gedenkteken is van dr. J.P. Meerwaldt:
‘HIC UBI COR PATRIAE MONUMENTUM CORDIBUS INTUS QUOD GESTANT CIVES SPECTET AD ASTRA DEI.’
De Nederlandse vertaling luidt:
‘HIER, WAAR HET HART DES VADERLANDS IS, MOGE HET HERINNERINGSTEKEN, DAT DE BURGERS IN HET BINNENSTE HUNNER HARTEN DRAGEN, SCHOUWEN TOT DE STERREN GODS’.
Op de achterzijde boven de nissen met de urnen staat een vers van Anthonie Donker (pseudoniem voor prof. dr. N.A. Donkersloot):
‘AARDE, DOOR HET OFFER GEWIJD,
SAMENGEBRACHT UIT GANS HET LAND,
TEKEN TOT IN VERREN TIJD
VAN HEUGENIS EN VASTEN BAND.’
Symboliek
Het Nationaal Monument op de Dam is al ruim veertig jaar het uitgesproken symbool van het respect van de bevolking voor de Nederlandse slachtoffers van oorlog en vredesmissies, waar ook ter wereld. Daarmee is het tegelijk een symbool van nationale eenheid. Op verschillende wijzen wordt de Tweede Wereldoorlog uitgebeeld. De vier geboeide mannen verbeelden de ellende die de oorlog bracht. De twee mannen met aan hun voeten huilende honden symboliseren het verzet. Links een bebaarde figuur die het verzet van de intellectuelen uitbeeldt en rechts een man die zijn handen ten hemel heft en het arbeidersverzet voorstelt. De honden verbeelden smart en trouw. De vrouw met een kind op de arm heeft een krans om het hoofd, terwijl duiven om haar heen vliegen. Dit zijn symbolen van overwinning, vrede en nieuw leven. De omhoogvliegende duiven op de achterzijde van de zuil verwijzen naar de bevrijding. De aarde in de urnen is afkomstig uit de Nederlandse provincies en uit het voormalige Nederlands-Indië. Met het zand dat afkomstig is van plaatsen waar Nederlanders zijn gemarteld en vermoord, wordt het nationale karakter van het monument benadrukt.
Restauratie
Nadat er op 26 december 1995 een deel van het voetstuk waarop de centrale vrouwenfiguur rust, naar beneden was gevallen, wees bouwkundig onderzoek uit dat het monument in verval was. Regenwater was doorgedrongen in de holten van de steen en vorst veroorzaakte vervolgens kleine en grote scheuren. In juni 1996 besloot het gemeentebestuur van Amsterdam dat het Nationaal Monument op de Dam gerestaureerd zou worden. Het monument werd eerst provisorisch opgeknapt, maar eind 1997 werd besloten tot een ingrijpende restauratie. Om de structurele problemen op te lossen werd besloten het gehele monument te demonteren. De beelden werden met kunsthars geïmpregneerd en het bakstenen binnenwerk van de zuil werd vervangen door een kern van beton. Ook is ervoor gezorgd dat er onder alle omstandigheden sprake is van een natuurlijke afvoer van regen- of condenswater. De restauratie werd afgerond in april 1998.
Wijziging
In 2007 is het monument voorzien van een rolstoelbaan, opdat mindervaliden ongehinderd en volwaardig kunnen deelnemen aan de Nationale Herdenking op 4 mei. Ontwerper van de rolstoelbaan is Eriq van Nijhuis Gelder.
De geschiedenis
Het Nationaal Monument op de Dam te Amsterdam is opgericht ter nagedachtenis aan alle Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog door oorlogshandelingen zijn omgekomen. De jaarlijkse herdenking bij het monument ter gelegenheid van de Dodenherdenking is tevens een moment van bezinning op de actuele gevaren voor vrijheid en voor mensenrechten die soms te gemakkelijk als vanzelfsprekende verworvenheden worden gezien.
Oprichting
In 1946 is op initiatief van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en de vice-voorzitter van de Raad van State de Nationale Monumenten Commissie voor Oorlogsgedenktekens opgericht. Deze commissie moest de regering adviseren over gedenktekens die niet van lokale, maar van nationale betekenis waren. De commissie stelde de regering voor een paar bijzondere monumenten op te richten: onder meer een monument voor de Koopvaardij, een legermonument bij de Grebbeberg en een monument voor de erebegraafplaats in Bloemendaal. Ook moest er volgens de commissie een centraal, nationaal monument in de hoofdstad komen. Zij achtte de Dam de meest geschikte locatie. De regering stemde hiermee in. De verwezenlijking van het plan werd toevertrouwd aan een werkcomité dat op 29 maart 1947 in Amsterdam werd geïnstalleerd. Voorzitter was burgemeester mr. A. d’Ailly.
Vlak na de bevrijding was voor het Paleis op de Dam ook al een Vrijheidsboom geplaatst en stond in het Damplantsoen een grote Phoenix opgesteld. In afwachting van een definitief plan werd op het Damterrein een bakstenen, gebogen muur opgericht (een ontwerp van ir. A.J. van der Steur en ir. A. Komter). In de nissen van dit voorlopige monument stonden urnen met aarde die afkomstig was van fusillade- en erebegraafplaatsen. Elke provincie had een urn gebracht. Drie jaar later kwam er ook aarde uit het voormalige Nederlands-Indië. Het plan was de aarde bij de fundering van het definitieve monument te storten. Op die manier zou het een nationaal monument worden.
In 1948 heeft het werkcomité de beeldhouwer John Raedecker en de architect J.J.P. Oud een voorlopige opdracht verstrekt. Op 27 september 1950 was het ontwerp gereed: een zuil met beelden en een gebogen muur waarin de urnen met aarde waren geplaatst. Op 4 december 1950 bracht de Centrale Commissie voor Oorlogs- of Vredesgedenktekens een negatief advies uit aan de minister. De commissie vond het bezwaarlijk dat het monument zich uitstrekte over het gehele vlak binnen de rijwegen van de Dam. Bovendien had de commissie ernstige bedenkingen tegen ‘de gespletenheid, de tweeledigheid van het centrale deel, de obelisk-urnenmuur’. De ambtenaren van het ministerie zagen echter weinig heil in het opvolgen van het advies: ‘Indien U.E. het ontwerp zou afkeuren, zou het comité een ander moeten belasten met de opdracht. Dat betekent: verlies van veel tijd en van veel geld, en een enorme opschudding in het hele land.’ Minister Rutten besloot naar zijn ambtenaren te luisteren. Op 27 februari 1951 keurde de ministerraad na een brief van Rutten het ontwerp toch goed. Raedecker en Oud kregen hun definitieve opdracht in de herfst van 1952. Toen zijn gevorderde leeftijd en een longziekte Raedecker parten ging spelen, nam zijn zoon veel werk van hem over. Vier maanden voor de onthulling overleed Raedecker.
Onthulling
Het monument is onthuld op 4 mei 1956 door Hare Majesteit Koningin Juliana. Het gedenkteken is in eerste instantie bekostigd door particulieren. Uit allerlei fondsen werden de benodigde aanvullingen ingezameld.
Tijdens de onthulling benadrukte de voorzitter van de Nationale Monumenten Commissie voor Oorlogsgedenktekens, jhr. dr. M.L. van Holthe tot Echten, de nationale betekenis van het monument: ‘Een teken voor het Nederlandse volk, een teken van trouw en belofte, waarvoor eenieder zich frank en vrij mag oprichten, trouw aan de geest die onze doden en ook ons hebben geleid. Het monument is tevens een belofte: een belofte om niet te vergeten wat ons in die bange tijd heeft bijeengebracht en om onwrikbaar vast te houden aan de waarden die ons volksbestaan een eigen stempel geven, aan de waarden ook die het leven adelen en het heffen boven stof en aards bestaan. Ten slotte ook een belofte om te blijven streven naar de vrede onder de mensen en de volkeren’.
Rijksmonument
Het Nationaal Monument op de Dam is in 2007 voorgedragen voor plaatsing op de Rijksmonumentenlijst. De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed heeft het monument op 14 augustus 2009 definitief toegevoegd aan de Rijksmonumentenlijst.
Oorlogsslachtoffers
Er zijn nog geen personen uit de database van de Oorlogsgravenstichting gekoppeld aan dit monument.
De Oorlogsgravenstichting heeft een database met namen en verhalen van oorlogsslachtoffers. Veel van deze slachtoffers worden herdacht door middel van een monument. Wilt u ons helpen om de namen en verhalen van slachtoffers te koppelen aan het monument waarop hun naam vermeld staat? Kijk dan op de website van de Oorlogsgravenstichting, ziet u in de database een naam die ook voorkomt op dit monument? Maak dan een account aan en koppel de persoon uit de database aan dit monument. Enkele dagen na de koppeling verschijnt de naam van het slachtoffer op deze pagina.
Meer informatie
Bronnen
- Het Nationaal Monument op de Dam, samenst. Menno Landstra en Desmond Spruijt (Amsterdam, Landstra & Spruijt, 1998). ISBN 90 76348 01 4;
- Sta een ogenblik stil… Monumentenboek 1940/1945, Wim Ramaker en Ben van Bohemen. (Kampen, Uitgeversmaatschappij J.H. Kok Matrijs, 1980). ISBN 90 242 0185 3;
- Om nooit te vergeten – Amsterdamse monumenten en gedenktekens ter herinnering aan de Tweede Wereldoorlog, Mies Bouhuys en Boris Klatser. (Bussum, Produktie Uitgeverij Thoth, 1995). ISBN 90 6868 124 9.