Naar overzicht
Naar overzicht
  • Het monument
  • Leg een bloem
  • Uw verhaal

Het monument

Vorm en materiaal
Het monument ‘Sporen die bleven’ in Castenray (gemeente Venray) is een plaquette van gepolijst zwart Impala graniet (uit Afrika), bevestigd op een gemetselde zuil van Portugese keien. De zuil heeft de vorm van een lessenaar die aan de voorkant schuin afloopt. Op de voorzijde is een gedenkplaat aangebracht. De plaquette is 50 centimeter hoog, 60 centimeter breed en 2 centimeter dik. De zuil is 1 meter hoog, 58 centimeter breed en 48 centimeter diep. Op de plaquette is de afbeelding van het algemene monument voor de kerkrazzia aangebracht.

Tekst
De tekst op de plaquette luidt:

‘SPOREN DIE BLEVEN.

IN DE HERFST VAN 1944 WERDEN
IN DE STREEK TUSSEN MAAS EN PEEL
RUIM 3000 JONGENS EN MANNEN BIJ
RAZZIA’S DOOR DE NAZI’S OPGEPAKT EN VOOR
DWANGARBEID GEDEPORTEERD NAAR DUITSLAND.
DEZE GEBEURTENISSEN KOSTTEN 120 MANNEN
HET LEVEN EN VEROORZAAKTEN EEN
BLIJVENDE WOND BIJ DE OVERLEVENDEN
EN BIJ HEN DIE THUIS ACHTERBLEVEN.

IN CASTENRAY WERDEN 47 PERSONEN OPGEPAKT
EN WEGGEVOERD. VAN HEN OVERLEEFDE
LOUIS CALON DE DEPORTATIE NIET.
1944-2004.’

De gedenkplaat bevat de namen van 47 dwangarbeiders uit Castenray.

Symboliek
Het algemene monument bestaat uit twee identieke ijzeren zuilen: een in Nederweert-Eind en een in Everlo. De zuil stelt de samenleving van na de razzia voor; deze is ontwricht, onthoofd, door de afwezigheid van mannen en jongens. Deze ontwrichting wordt gesymboliseerd door een glasplaat, voorstellend de bezetter die vlijmscherp door de samenleving snijdt.

Het gedenkteken maakt deel uit van een monumentenreeks die is opgericht in 45 dorpen in Noord- en Midden-Limburg.

De geschiedenis

Het monument ‘Sporen die bleven’ in Castenray (gemeente Venray) herinnert aan de reeks razzia’s in oktober en november 1944, waarbij de bezetter meer dan 3.000 jongens en mannen heeft opgepakt om gedwongen tewerk te stellen in de Duitse oorlogsindustrie. Van hen kwamen 47 uit Castenray. Louis Calon heeft de deportatie niet overleefd.

Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog waren vrijwel alle Duitse jongens en mannen ingelijfd in het leger. Daarom nam de bezetter in de herfst van 1944 de beslissing om ruim 3.000 jongens en mannen uit het gebied tussen Maas en Peel in Limburg verplicht tewerk te stellen in fabrieken, aan spoorwegen en op boerenbedrijven in Duitsland. Op zondag 8 oktober vond de eerste en grootste razzia plaats. Hierbij werden 2.000 jongens en mannen met geweld bijeengedreven en gearresteerd. Tijdens de kleinere razzia’s die volgden in de weken daarop zijn nog eens ruim 1.000 mannelijke inwoners uit het gebied tussen Maas en Peel opgepakt.

De situatie van de meeste dwangarbeiders was slecht: erbarmelijke huisvesting, honger, kou en slechte hygiëne. Daarnaast leefden zij in grote onzekerheid over hun eigen leven en dat van hun achtergebleven familieleden, en heerste er een permanente angst voor geallieerde bombardementen op de fabrieken waarin ze tewerkgesteld waren. Na de bevrijding, ruim een half jaar later, bleek dat 120 dwangarbeiders hun tewerkstelling niet overleefd hadden. De rest keerde, vaak geestelijk en fysiek gebroken, naar huis.

Gezien het feit dat er tijdens de bezettingsjaren in de westelijke steden sprake was van grote voedselschaarste, zochten ouders naar manieren om hun kinderen onder te brengen op het platteland, waar nog wel voldoende voedsel aanwezig was. De Rotterdamse jongen Louis Calon liet zich om deze reden in 1943 als leerling inschrijven op de Middelbare Land- en Tuinbouwschool te Rotterdam. Zo kon hij voor zijn praktijkervaring naar een agrarisch bedrijf in het oosten of zuidoosten van Nederland worden uitgezonden. Tevens was dit een manier om onmiddellijke tewerkstelling in Duitsland te ontlopen. Louis kwam bij zijn jongere zusjes in het Limburgse Castenray terecht. Hij ging werken op het boerenbedrijf van Teng Jeuken aan de Castenraysestraat. Op 17 november 1944 sloeg het noodlot toe, toen er door de bezetter een grote razzia in het dorp werd gehouden. 47 mannen en jongens werden opgepakt, waaronder de 20-jarige Louis Calon. Hij werd naar Venlo gebracht waar hij met zijn medegevangenen op de trein richting Kaldenkirchen werd gezet. Daar werden de wagons gerangeerd op een zijspoor, waarna de gevangenen staand de nacht moesten doorbrengen. Hun kleding was doorweekt en er was geen voedsel of water aanwezig. De volgende dag vervolgde hun reis zich naar Breyell. Vlak voor aankomst werd de trein beschoten door zes geallieerde bommenwerpers. Hierbij kwamen verschillende krijgsgevangenen om het leven, en raakten velen gewond. Een van de getroffenen was Louis Calon. Hij werd overgebracht naar het Sint Corneliushospitaal in Dülken, waar hij is bezweken aan zijn verwondingen. Louis Calon is toen begraven op het kerkhof van Dülken. Later is zijn stoffelijk overschot herbegraven op het Nederlands Ereveld in Düsseldorf.

De razzia’s van oktober en november 1944 zijn de geschiedenis ingegaan als de Grote Kerkrazzia, omdat een groot deel van de mannen op zondagochtend 8 oktober werden opgepakt toen zij na afloop van de mis hun kerk verlieten. Ook zij die in de weken daarop door de bezetter van hun bed werden gelicht of van de straat werden gehaald behoren tot de groep slachtoffers van de Grote Kerkrazzia. Ter herinnering aan deze gebeurtenis en om erkenning van het leed dat de ruim 3.000 gedeporteerden werd aangedaan, is in 45 dorpen in Noord- en Midden-Limburg een monumentenreeks (bestaande uit plaquettes en twee monumenten) opgericht. Deze gebeurtenis is na de bevrijding namelijk een stuk vergeten oorlogstragedie geworden.

Oprichting
Aanleiding voor oprichting was de herdenking van 60 jaar bevrijding en 60 jaar deportatie. De oprichting van de monumentenreeks was een initiatief van de Stichting Deportatie oktober 1944 Noord- en Midden-Limburg. De zorg voor het onderhoud van het monument is in handen van de Dorpsraad Castenray en de Stichting Heemkundig Genootschap Castenray.

Onthulling
Het monument is onthuld op 20 november 2004 door Hândrie Wismans en Jan Peeters, twee oud-gedeporteerden uit Castenray.

Oorlogsslachtoffers

Er zijn nog geen personen uit de database van de Oorlogsgravenstichting gekoppeld aan dit monument.

De Oorlogsgravenstichting heeft een database met namen en verhalen van oorlogsslachtoffers. Veel van deze slachtoffers worden herdacht door middel van een monument. Wilt u ons helpen om de namen en verhalen van slachtoffers te koppelen aan het monument waarop hun naam vermeld staat? Kijk dan op de website van de Oorlogsgravenstichting, ziet u in de database een naam die ook voorkomt op dit monument? Maak dan een account aan en koppel de persoon uit de database aan dit monument. Enkele dagen na de koppeling verschijnt de naam van het slachtoffer op deze pagina.

Meer informatie

Locatie
Het monument is geplaatst op het dorpsplein bij de kerk, gelegen de hoek Horsterweg / Lollebeekweg te Castenray (gemeente Venray).

Bronnen

  • Stichting Heemkundig Genootschap Castenray.

Voor meer informatie

  • Gestolen Jeugd van Ton van Reen;
  • Sporen die bleven van A. Cammaert (1996);
  • Werken in Duitsland 1940-1945 van K. Volder (1990);
  • Sporen die bleven; Zwangsarbeit in Duisburg van Milana Mohr (2003, onderzoek van een Duitse scholiere met informatie over de Grote Kerkrazzia).

Leg een bloem bij dit monument

Klik op onderstaande knop om een digitale bloem bij dit monument te leggen. Je kunt kiezen uit een rode gerbera, een witte roos of een blauwe Iris. Ook is het mogelijk om een persoonlijke boodschap toe te voegen. Nadat het formulier is verstuurd toont de bloem op deze pagina (vergeet niet om de pagina opnieuw te laden). 

Leg een bloem

Persoonlijke bijdragen van onze bezoekers

Martin Peeters | 31 aug 2017

Martin Peeters | 31 aug 2017

Van Sef Peeters voor het schoolproject van zijn zoon, Leo Peeters, rond 1970.

1940 – 1945

Bij het uitbreken van de oorlog was ik 18 jaar. In het voorjaar werd ik gekeurd voor militaire dienst en in het najaar zou ik in militaire dienst gaan. Vroeg in de morgen van 10 mei 1940 hoorden we het geschut vanaf de Maas en hoorden we via de radio dat de Duitsers Nederland waren binnengevallen. In de voormiddag van 10 mei trokken de Nederlanders zich terug en kregen we de bezetting door de Duitsers. Na 5 dagen, na het bombardement van Rotterdam, was de strijd in heel Nederland voorlopig voorbij.

De eerste tijd merkten wij weinig van de bezetting behalve dat er schaarste aan verschillende artikelen kwam. Later kwamen de Duitsers met hardere maatregelen. Veel mannen en jongens werden opgeroepen voor arbeid in Duitsland en de arbeidsdienst. Velen doken onder en er volgden razzia's waarbij de N.S.B. actief was. Ik was toen juist boven de leeftijd en hoefde niet onder te duiken.

In de jaren 1943- 1944 kwamen bijna iedere nacht bommenwerpers overvliegen die Duitse steden gingen bombarderen (de resultaten heb ik later met eigen ogen kunnen aanschouwen). Door de vele zoeklichten en het nabijgelegen vliegveld in Venlo met z.g. nachtjagers werden verschillende vliegtuigen in de omgeving neergeschoten.

Op 1 mei 1944 vertrok ik met een kameraad naar de N.O. Polder, die toen in ontginning was. We werden gehuisvest in kamp Kadoelen, waar Dhr. Nauta kantinebaas was. De eerste tijd werkten we in de z.g. ontginning: sloten en greppels graven enz., daarna hielpen we in de oogst.

Op 6 juni vond de invasie in Normandië plaats en leek de oorlog spoedig te zullen zijn afgelopen. In de Polder waren veel onderduikers die redelijk met rust werden gelaten, doch begin augustus (we waren koolzaad aan het dorsen) volgde de eerste razzia. Na de nacht in het open veld te hebben doorgebracht, gingen we de volgende dag met zijn vieren (ik, een kameraad en nog twee kennissen) op huis (Limburg) aan. In Zutphen aangekomen werden we door Duitsers opgepakt en enige tijd ondervraagd. Wij vertelden hun dat we op weg waren naar de Polder en hiervoor een ausweis hadden. Dat geloofden ze en lieten ons weer vrij. We brachten de nacht door op het politiebureau want na 9 uur mocht men niet meer op straat komen. De volgende morgen gingen we verder naar huis; en thuis weer snel aan het werk.

In de tweede helft van september 1944 kwam de grote opmars van de geallieerden door Z. Nederland en kwamen de Engelsen tot op plm. 8-9 km. van ons vandaan. Wij verwachtten ze ieder moment te te zien verschijnen. De Duitsers trokken in wanorde terug, maar er verschenen geen Engelsen. De daarop volgende dagen kwamen de Duitsers terug met veel versterkingen en groeven ze zich in in de bossen bij Overloon. De volgende weken werden daar zware gevechten geleverd.

Op 6 oktober, het was 12 uur en we zouden juist gaan eten, kwam er een viermotorige Amerikaanse bommenwerper zeer laag overvliegen en hij viel ongeveer 500 meter bij ons vandaan in de bossen neer. Wij er naar toe. Toen we in de buurt van het vliegtuig kwamen, waren er Duitse soldaten bij. Na enige tijd vertrokken de Duitsers weer, meenden wij, en gingen wij met plm. 20 man op het vliegtuig af. Toen we er goed en wel bij waren aangekomen, kwamen enkele Duitsers uit de bossen tevoorschijn en zij namen ons gevangen en namen ons mee richting het front. Aangekomen bij de Ortskommandant werden we bij hem voorgeleid en ervan beschuldigd dat we de militairen uit het vliegtuig weg hadden willen halen. We moesten met de handen achter het hoofd op een rij gaan staan en de Majoor wilde ons tegen de muur zetten, doch het liep toch nog goed af. Na enige tijd moesten we onder gewapende geleide naar Venray lopen. Daar aangekomen weren we opgesloten in een klooster. In de loop van de middag werden we per militair auto naar Venlo gebracht en in een cel van de S.D. gezet. Hier hebben we ongeveer 6 dagen gevangen gezeten.

Daarna, nadat er grote razzia's, waren geweest en ze enkele honderden mensen hadden opgepakt, werden we naar Duitsland afgevoerd. In de avonds kwamen we op het station aan en moesten we in dichte goederenwagons stappen. Er moesten zoveel mensen in de wagons, dat men alleen kon staan. Daarna gingen de deuren dicht en die gingen pas de volgende dag om 12.00 uur weer open. We waren toen op de plaats van bestemming aangekomen, namelijk Remscheid, ongeveer 40 km. voorbij Düsseldorf.

Met ongeveer 130 man werden we ondergebracht in een kamp als zogenaamde civiel geïnterneerden met beperkte bewegingsvrijheid. Met 30 man op een kamer, de kribben 2 hoog gestapeld en tussen 2 rijen kribben een smal pad met een tafel. Daar moesten we elke avond en nacht doorbrengen. Het eten was slecht en weinig en daarom werd er behoorlijk honger geleden.

Mijn broer en ik werden te werk gesteld bij een particuliere bouwfirma en met enkele Duitsers werkten we aan de opbouw van een huis, dat door het grote bombardement in 1945 verwoest was. Er was echter weinig materiaal en er gebeurde daarom niet veel. In het voorjaar van 1945, toen er geen materiaal was, moesten we de tuin verzorgen en de verwarming stoken bij de pastorie van de Hervormde Kerk. Om ons te verplaatsen maakten we gebruik van de tram. Van de oorlog merkten we toen vooral de honger, de kapotte huizen, weinig verschoning en kleren en enkele bombardementen. In het voorjaar van 1945 werden er iedere dag aanvallen uitgevoerd door geallieerde jagers op het station van Remscheid, waar we slechts 200 – 300 meter vanaf zaten. Maar we zijn het allemaal te boven gekomen.

Op 12 april 1945 werden we bevrijd door de Amerikanen. Er werden slechts enkel schoten gelost wat toch een van onze jongens het leven gekost heeft. Daarna hoorden we wel geruchten over vervoer maar er gebeurde niets. Na een week gingen we daarom met een groepje te voet op huis aan. Toen we na 40 km. lopen bij de Rijn in Düsseldorf kwamen, bleken de bruggen over de Rijn vernield en konden we niet verder. We zijn toen nog ongeveer 14 dagen in een opvangcentrum in Dusseldorp gebleven. We waren nog maar 65 kilometer van huis af, en maar wachten. Toen kwam er op een morgen een Amerikaans konvooi en op hun wagens gingen we naar Luik in België. Daar zijn we van de vrachtwagens afgestapt en in de nacht per trein naar Leuven vertrokken. Daar zijn we van maandag tot vrijdag gebleven. Vervolgens gingen we op vrijdag per trein van Leuven via Antwerpen naar Ouden Bosch, waar een opvangcentrum was. Na de nodige formaliteiten zijn we op zaterdag op de trein door Brabant naar Deurne gegaan en daarna per trailer naar Venray. Daar vonden we het hele gezin na al onze omzwervingen in gezondheid terug en was het ook voor ons na 5 jaar oorlog eindelijk ook echt bevrijding.

Einde

Martin Peeters | 02 jul 2017

Hierbij het persoonlijke verhaal van mijn vader, Jozef Albert Peeters (roepnaam Sef), geboren 30 november 1921, overleden 11 december 2004, over zijn ervaringen tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 en zijn deportatie naar Duitsland.

Zijn ervaringen heeft hij rond 1970 op schrift gesteld ten behoeve van een schoolproject van zijn zoon, Leo.


Heeft u een persoonlijk verhaal met betrekking tot dit monument en/of de geschiedenis waarnaar deze verwijst? Deel uw verhaal hier en help ons de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend te houden.

Let op: wilt u een wijziging voor deze monumentpagina (zoals een correctie of aanvulling) doorgeven? Maak dan gebruik van de formulieren.

Heeft u een vraag of wilt u ons iets anders melden? Kijk bij de veelgestelde vragen of stuur ons een bericht.

Tooltip contents