Het monument
Vorm en materiaal
Het Nationaal Dachau Monument in Amstelveen bestaat uit twee hoge taxushagen, zoals in Dachau, zelf waartussen een smal gangpad van zestig meter lengte ligt. Het gangpad wordt eenmaal doorsneden door een fietspad. Het gangpad is belegd met Belgische blauwsteen. Aan het begin van het pad zijn de namen van de bekendste concentratiekampen een kaart van Europa. Op het pad zelf zijn de namen van 500 kampen in willekeurige volgorde aangebracht. Het pad is 60 meter lang en 2 meter 35 breed. De taxushaag is 4 meter hoog. Het is de bedoeling dat de haag in de toekomst 5 meter zal zijn.
Tekst
In het pad zijn de namen van 500 van de grootste concentratiekampen en hun buitencommando’s gegraveerd.
Symboliek
Beeldende kunstenaar Niek Kemps ontwierp een gedenkteken om doorheen te lopen. De vloer van het looppad is ongelijk en in het midden iets verhoogd. Dit herinnert aan de moeilijkheden die de gevangenen in de concentratiekampen hadden met lopen. Ongelijke wegen, ondeugdelijk schoeisel. Het monument geeft de bezoeker ruimte tot meditatie en nadenken. Al lopend over de blauwe stoep leest men de namen van de verschrikkelijke oorden die hier in herinnering worden gebracht. Hierdoor loop je met gebogen hoofd over het pad, van naam naar naam. Het lange pad (de Lagerstrasse) en de hoge taxushaag (verwijzend naar het prikkeldraad waarmee het kamp omheind was), geven het gevoel van de wereld afgesloten te zijn.
De geschiedenis
Het Nationaal Dachau Monument in Amstelveen herinnert aan alle mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in het Beierse concentratiekamp Dachau zijn omgekomen. Ook worden met het gedenkteken andere concentratiekampen en hun buitencommando’s in herinnering gebracht.
Al kort na de machtsovername van Hitler en de ‘National-Sozialistische Deutsche Arbeiterpartei’ (NSDAP) op 30 januari 1933 konden de Duitse gevangenissen de stroom politieke tegenstanders van het nationaal-socialisme niet meer verwerken. In een totaal verarmd dorp, enkele kilometers ten noorden van München, werd in de barakken van een vroegere kruitfabriek het eerste Duitse concentratiekamp ingericht.
Op 30 maart 1933 maakte Heinrich Himmler op een persconferentie de oprichting van het concentratiekamp Dachau bekend. Bericht in de Münchener Neuesten Nachrichten: ‘Een concentratiekamp voor politieke gevangenen bij Dachau. In dit kamp, met een capaciteit van 5.000 personen, zullen alle communisten en socialisten, die de veiligheid van de staat in gevaar brengen, worden samengebracht.’
Bij de aantreding van Theodor Eicke als de nieuwe SS-commandant van Dachau op 26 juni 1933, werden de maatregelen tegen de gevangenen drastisch verscherpt. Er werden vreselijke straffen ingevoerd. Naast het ‘paalbinden’ werden de stokslagen ingevoerd, onmenselijke ranselparttijen die zelfs de dood of invaliditeit tot gevolg konden hebben. Dachau kreeg de bijnaam ‘Schule der Gewalt’. Deze School van het Geweld heeft model gestaan voor alle andere concentratiekampen; alles wat zich daar heeft afgespeeld is in deze begintijd in Dachau bedacht.
In 1938 kwamen de eerste buitenlanders: Oostenrijkse en Tsjechische communisten, die direct na de annexatie van hun land waren opgepakt. De verdere oorlogsjaren werden gekenmerkt door deportaties van duizenden gevangen uit Europese landen. De opmars van de Duitse legers was af te lezen aan de groei van het gevangenenbestand in de kampen.
Volgens richtlijnen van Himmler werd Dachau het centrale priesterkamp, waar geestelijken uit heel Europa werden samengebracht en tezamen een apart deel van het kamp bewoonden. Van oktober 1941 tot april 1942 vonden in Dachau en vooral op de nabijgelegen executieplaats ‘Hebertshausen’ massale executies van Sovjet-krijgsgevangenen plaats. Het juiste aantal slachtoffers is niet bekend, hun aantal wordt op 6.000 geschat.
In januari 1942 werd een begin gemaakt met de zgn. ‘Invalidentransporten’ naar de ‘euthanasie-inrichting’ Schloss Hartheim – een buitencommando van het Oostenrijkse concentratiekamp bij Linz. Alleen al in 1942 werden daar in het kader van de ‘Sonderbehandlung 14F13’ drieduizend zieken, arbeidsongeschikten en Joodse gevangenen uit Dachau met gifgas vermoord.
In deze tijd werd met medeweten en instemming van Himmler begonnen met medische experimenten op gevangenen. Doel was in de eerste plaats de overlevingskansen van Duitse soldaten in oorlogstijd te onderzoeken. Van januari tot april 1945 kwamen 30.958 nieuwe gevangenen het kamp binnen. De overbevolking nam catastrofale vormen aan. In een barak bedoeld voor 208 personen verbleven 1.600 mensen, en soms meer. Het ‘Krankenrevier’, dat oorspronkelijk uit twee barakken bestond, moest tot negen ‘blocks’ worden uitgebreid. In de laatste vier maanden voor de bevrijding werd de dood van 13.158 gevangenen geregistreerd.
Op 14 april 1945 gaf Himmler aan de commandanten van Flossenbürg en Dachau het volgende bevel: ‘Overgave is uitgesloten. Het kamp moet direct worden geëvacueerd. Geen gevangene mag levend in handen van de vijand vallen. De gevangenen hebben zich afschuwelijk tegenover de burgerbevolking van Buchenwald gedragen.’
De dagen voorafgaand aan de bevrijding arriveerden in Dachau nog lange transporten uit andere concentratiekampen. De meesten van deze mensen verkeerden in een vreselijke toestand van uitputting en ondervoeding. Daartegenover werd na 23 april een groot aantal gevangenen uit het kamp geëvacueerd. Op 26 april werd begonnen met de beruchte Dodenmars. Groepsgewijs vertrokken een kleine 7.000 gevangenen uit het hoofdkamp en de buitencommando’s voor een lange, uitzichtloze tocht. Tallozen werden onderweg door de SS doodgeschoten of kwamen om door honger, kou of uitputting.
In de namiddag van 29 april 1945 bereikten militairen van het 7e Amerikaanse leger het kampterrein. Tijdens hun opmars stuitten de Amerikanen op een goederentrein, inhoudende een evacuatietransport uit Buchenwald. In de open wagons lagen 2.000 lijken. Bij het crematorium vonden de soldaten nog eens 3.000 doden. Ondanks de witte vlaggen die op de wachttorens waren uitgestoken, werden zij van daaruit nog beschoten. Na enige tijd lukte het de Amerikanen de tegenstand te breken en het kamp te bevrijden. De SS’ers werden door de Amerikanen gefusilleerd.
In de jaren 1933 tot 1945 zijn in totaal 206.000 gevangenen in Dachau en zijn 36 grote en 133 kleinere buitencommando’s geregistreerd. De officiële cijfers spreken van 31.591 doden, maar in werkelijkheid is dit aantal veel groter geweest. Onder de honderdduizenden Europeanen die in het concentratiekamp Dachau gevangen hebben gezeten, bevonden zich ook ruim 2.000 Nederlanders. Het waren in meerderheid verzetsmensen.
In Dachau stierven 477 Nederlanders, onder wie pater Titus Brandsma, rector van de Katholieke Universiteit van Nijmegen, de socialistische politicus dr. H.B. Wiardi Beckman en George Maduro, de enige Antilliaan aan wie de Militaire Willemsorde is verleend.
Oprichting
Aanleiding voor oprichting was het feit dat er in Nederland nog geen herinneringsmonument was voor de in Dachau omgekomen Nederlanders. Daarom besloot het Nederlands Dachau Comité een monument op te richten. Om dit project te realiseren werd de Stichting Nationaal Dachau Monument in het leven geroepen. Tot op heden draagt zij zorg voor het onderhoud, in samenwerking met de boswachterij van het Amsterdamse Bos.
Penningmeester Sonja Holtz: “Het Nederlands Dachau Comité onderhoudt de betrekkingen met het internationale Dachau Comité, dat zetelt in Brussel en een keer per jaar, rond 29 april, vergadert in München. Pieter Dietz de Loos, onze secretaris van het NDC, is nu voorzitter van het Internationale Dachau Comité (CID). Dat is bijzonder want de Fransen hebben in 1958 met de Beierse overheid vastgelegd dat zij de supervisie hebben over het instandhouden van de Gedenkstätte Dachau. Het voorzitterschap was altijd in Franse handen.”
“Het NDC organiseert eens in de vijf jaar een reis naar Dachau. Met de andere leden van het CID zorgt het NDC dat de Gedenkstätte, het museum en het monument in Dachau blijven bestaan in het gedachtegoed ‘Nooit meer Dachau’. Daarnaast is er de Stichting Vriendenkring Oud-Dachauers, die de sociale contacten met oud-gevangenen onderhoudt en de jaarlijkse reünie en herdenking bij het monument organiseert.”
“Vanaf 1946 vindt deze jaarlijkse reünie plaats. De NCRV was vroeger, vóór de oprichting van het monument, een maal in de vijf jaar gastheer. De oud-Dachauers werden in 1946 via de NCRV radio door Pim Boellaard opgeroepen voor de reünie. Aanvankelijk kwamen eerst alleen de mannen, later ook vergezeld door hun vrouwen.”
Onthulling
Het monument is onthuld op 1 december 1996 door Hare Koninklijke
Hoogheid Prinses Juliana en Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard.
Ze liepen over het zestig meter lange pad.
Oorlogsslachtoffers
Achternaam | Voornamen | Geboren | Overleden |
---|
De Oorlogsgravenstichting heeft een database met namen en verhalen van oorlogsslachtoffers. Veel van deze slachtoffers worden herdacht door middel van een monument. Wilt u ons helpen om de namen en verhalen van slachtoffers te koppelen aan het monument waarop hun naam vermeld staat? Kijk dan op de website van de Oorlogsgravenstichting, ziet u in de database een naam die ook voorkomt op dit monument? Maak dan een account aan en koppel de persoon uit de database aan dit monument. Enkele dagen na de koppeling verschijnt de naam van het slachtoffer op deze pagina.
Meer informatie
Locatie
Het monument bevindt zich in het Amsterdamse Bos, recht tegenover de tribune van de roeibaan, gelegen aan de Bosbaanweg te Amstelveen. De ingang van het bos is aan de Amstelveenseweg. Er is een video uitgegeven over de inauguratie van het monument door Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard. Deze video is verkrijgbaar bij het bezoekerscentrum van het Amsterdamse Bos, gelegen bij de ingang aan de Amstelveenseweg.
Bron
Stichting Nationaal Dachau Monument