Het monument
Vorm en materiaal
Het Nationaal Monument voor de 4e Commando Brigade in Vlissingen is een bronzen beeld van een soldaat in gevechtshouding. Het beeld is geplaatst op een voetstuk. Op de linker- en rechterzijde van het voetstuk is een zwart granieten plaquette aangebracht. Rechts van het beeld bevindt zich een granieten gedenksteen met een ingemetselde gedenkplaat van brons. Op de steen is in reliëf het wapen van de 52ste Lowland Divisie uitgehakt. Het geheel is geplaatst op een ondergrond van veldkeien.
Teksten
De tekst op de plaat aan de linkerzijde van het voetstuk luidt:
'IN MEMORY OF ALL RANKS OF NR.4 COMMANDO
WHO FELL DURING THE WAR 1939-1945 AND TO
THE LOYAL CITIZENS OF FLUSHING WHO WERE
KILLED DURING THE OCCUPATION AND AT THE
HOUR OF THEIR LIBERATION.'
De tekst op de plaat aan de rechterzijde van het voetstuk luidt:
'A LA MEMOIRE DES OFFICIERS,SOUS OFFICIERS ET SOLDATS
DU 4 me COMMANDO ET DES LOYAUX CITOYENS DE FLESSENQUE
1939-1945
AAN DE NAGEDACHTENIS VAN
DE GEVALLENEN VAN HET 4 de COMMANDO EN
VAN DE TROUWE BURGERS VAN VLISSINGEN.'
De tekst op de bronzen gedenkplaat luidt:
'52 LOWLAND DIVISION
LANDDE HIER UIT BRESKENS
OP 1 NOV 1944
OM HET EILAND TE BEVRIJDEN.
52 LOWLAND DIVISION
LANDED HERE FROM BRESKENS
ON 1 NOV 1944
TO LIBERATE THE ISLAND.'
De geschiedenis
Het Nationaal Monument voor de 4e Commando Brigade herinnert de inwoners van Vlissingen aan de strijd die door deze vrijwilligers van de British Liberation Army is geleverd tijdens de bevrijding van Walcheren. Bij de gevechten kwamen 81 Britse en 22 Franse soldaten om het leven.
Om de haven van Antwerpen optimaal te kunnen gebruiken, was een vrije doorvaart van de Westerschelde essentieel voor de geallieerden. Maar Zuid-Beveland en Walcheren waren nog steeds bezet, waardoor de bezetter alle bewegingen op de Westerschelde controleerde. De planningsstaf van het hoofdkwartier van Cresars First Canadian Army (Simons en admiraal Ramsay) beschouwde Walcheren als de grootste hindernis bij het openen van de Schelde. De Zeeuwse kust was een sterk uitgebouwd onderdeel van de Atlantikwall. Deze diende de westkust van het Duitse Rijk te vrijwaren van een geallieerde invasie.
Op Walcheren bevonden zich zo'n veertig batterijen artillerie, die meestal in betonnen kazematten werden opgesteld. De batterijen werden door een netwerk van kleine bunkers, loopgraven, mortierposities, mitrailleursnesten en versperringen van prikkeldraad omgeven. Daarnaast waren er langs de hele kust mijnenvelden gelegd en hindernissen opgeworpen. De kracht van deze verdedigingsmuur maakte een aanval vanuit zee bijna onmogelijk. De enige verbinding over het land was de Sloedam, een lange toegangsweg vanaf Zuid-Beveland. Omdat deze dam erg belangrijk was, waren door de bezetter aan beide uiteinden sterke verdedigingen opgeworpen. Het hele gebied rond de Sloedam werd door de bezetter als 'Stützpunkt Scharnhorst' aangeduid, genoemd naar Pruisische militair Gerhard Johann David von Scharnhorst. Het 'Stützpunkt' werd bevolkt door militairen van de 70ste infanteriedivisie.
Om de bezetter tot overgave te dwingen, werd door de geallieerden besloten Walcheren door middel van luchtaanvallen onder water te zetten, gevolgd door een amfibieaanval. Op 2 oktober 1944 werden de bewoners van Zeeland via de BBC en Radio Oranje gewaarschuwd dat er een zware strijd op komst was op de eilanden 'gelegen in de monding van de rivier de Schelde'. Diezelfde waarschuwing was ook te lezen op de pamfletten die in grote getale op 2 en 3 oktober boven Zeeland werden afgeworpen. De bewoners werden opgeroepen om onmiddellijk te evacueren: 'Gaat weg zonder uitstel' en 'Verlaat de eilanden'. In de middag van de derde oktober vond het vernietigende bombardement op Westkapelle plaats. De dijk werd over een lengte van 120 meter totaal weggevaagd. Het oude dorp werd vrijwel geheel verwoest, waarbij zo'n 160 mensen om het leven kwamen. Op 7 oktober volgde de vernieling van de Nolledijk bij Vlissingen, waar een gat van 20 meter ontstond. Ook de zeedijk bij Rammekens werd die dag gebombardeerd, waardoor een gigantisch gat in de 400 meter lange dijk was ontstaan. Ten slotte moest de zeewering tussen Vrouwenpolder en Veere er op 11 oktober aan geloven. Door deze enorme gaten stroomde het laaggelegen eiland langzaam vol. Alleen de hooggelegen delen van Walcheren, zoals de duinen en de stads- en dorpscentra, bleven droog.
De daaropvolgende amfibieaanval verliep via drie lijnen: landing in Vlissingen (vanuit Breskens), landing bij Westkapelle (vanuit Oostende) en een aanval op de Sloedam vanuit Zuid-Beveland. Engelsen en Schotten van de Lowland Division landden in Vlissingen bij de Oranjemolen. Na een hevige strijd was de Duitse opperbevelhebber generaal Reinhardt gedwongen zich op 3 november 1944 over te geven. Ondertussen had ook de landing bij Westkapelle plaatsgevonden. Achtereenvolgens werden Westkapelle, Domburg, Grijpskerke en Aagtekerke (op 1 november) en vervolgens Zoutelande, Biggekerke en Meliskerke (op 2 november) bevrijd. Via Ritthem en Souburg (4 november) rukten de bevrijders op naar de geïsoleerde Zeeuwse hoofdstad, die volgepakt zat met vluchtelingen. Middelburg werd op 6 november 1944 bevrijd.
De tegenstand die de geallieerden ondervonden op Walcheren, behoorde tot de zwaarste die zij ontmoetten bij landingen op de Europese kust. Onderdelen van de 5de Canadese Infanterie Brigade (de regimenten The Black Watch of Canada, The Calagary Highlanders en het Régiment de Maisonneuve) zetten op 31 oktober 1944 via de Sloedam de aanval in. Zij slaagden er echter niet in een doorbraak via 'the bloody causeway' te forceren. Pas op 2 november lukte het de Schotten van de 52ste infanteriedivisie van de Glasgow Highlanders elders in het Sloegebied de Duitse linies te doorbreken. Op 5 november werden Arnemuiden en Nieuw- en Sint-Joosland bevrijd. Sint-Laurens en Veere volgden op 7 november. Een dag later werden Serooskerke, Oostkapelle en Vrouwenpolder ook bevrijd.
Toen uiteindelijk op 9 november 1944 heel Walcheren was bevrijd, konden de geallieerden de balans opmaken. De verliezen bedroegen 27.633 man (voornamelijk Canadezen en Britten), terwijl er 10.000 krijgsgevangenen werden gemaakt. Na de grote strijd om Walcheren en Zuid-Beveland werd de Nederlandse Prinses Irene Brigade op 14 november 1944 naar Zeeland verplaatst. Toen de brigade op Walcheren aankwam, trof ze een ontredderde bevolking aan. Het eiland stond voor het grootste gedeelte onder water en vele dorpen waren verwoest.
Onthulling
Het monument is onthuld op 31 mei 1952 door de minister van Oorlog, ir. C. Staf.
Oorlogsslachtoffers
Er zijn nog geen personen uit de database van de Oorlogsgravenstichting gekoppeld aan dit monument.
De Oorlogsgravenstichting heeft een database met namen en verhalen van oorlogsslachtoffers. Veel van deze slachtoffers worden herdacht door middel van een monument. Wilt u ons helpen om de namen en verhalen van slachtoffers te koppelen aan het monument waarop hun naam vermeld staat? Kijk dan op de website van de Oorlogsgravenstichting, ziet u in de database een naam die ook voorkomt op dit monument? Maak dan een account aan en koppel de persoon uit de database aan dit monument. Enkele dagen na de koppeling verschijnt de naam van het slachtoffer op deze pagina.
Meer informatie
Bronnen
- 'Straatbeeld' Walcheren van Nico Oud (1993);
- Van obelisk tot oorlogsgraf – Kleine monumenten en ornamenten in Zeeland, deel 2 van Jan J.B. Kuipers en Peter Sijnke (Provincie Zeeland, oktober 2002). ISBN: 90-71565-70-x;
- Sta een ogenblik stil… Monumentenboek 1940/1945 van Wim Ramaker en Ben van Bohemen. (Kampen, Uitgeversmaatschappij J.H. Kok Matrijs, 1980). ISBN 90 242 0185 3.