Het monument
Vorm en materiaal
Monument ‘Het Apeldoornsche Bosch’ in Apeldoorn is een gebogen gedenkmuur, bedekt met een mozaïek. Op de voorzijde van de muur zijn een davidster en het ‘Zwarte Kruis’ afgebeeld. In de cirkel hieromheen is in de rand een tekst aangebracht. Op de achterzijde van de muur zijn vlammen afgebeeld. De muur is 2 meter 10 hoog, 4 meter breed en 30 centimeter diep.
Teksten
De tekst in de cirkel luidt:
’22 JANUARI 1943
HET APELDOORNSCHE BOSCH’.
De tekst op het monument is een citaat uit het gedicht Het Carillon van Ida Gerhardt en luidt:
‘NOOIT HEB IK
WAT ONS WERD ONTNOMEN,
ZO BITTER LIEFGEHAD’.
Symboliek
Met het monument wilde ontwerper Ralph Prins in eerste instantie niet naar het verschrikkelijke lot van de bewoners van het Apeldoornse Bosch verwijzen (verbeeld met de vlammen aan de achterzijde van het monument), maar naar de liefdevolle band tussen patiënten en verplegend personeel. Het ‘Zwarte Kruis’ is het embleem dat verplegers in de psychiatrie dragen.
Wijzigingen
Op 27 mei 2009, op de dag van de gehandicaptenzorg, is het monument uitgebreid met een historische wandeltocht door de nieuw te bouwen woonwijk Groot Zonnehoeve. De wandeltocht voert langs twaalf gedenktekens die verwijzen naar sporen van het Apeldoornsche Bosch. De tekens vertellen in woord en beeld het verhaal van 100 jaar zorg in dit gedeelte van Apeldoorn. De plaatsing van de markeringen is een initiatief van ’s Heeren Loo Apeldoorn (de opvolger van Het Apeldoornsche Bosch) en het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Tevens is er ook een semi-permanente tentoonstelling over Het Apeldoornsche Bosch geopend.
De geschiedenis
Monument ‘Het Apeldoornsche Bosch’ herinnert de inwoners van Apeldoorn aan de deportatie op 21 januari 1943 van circa 1300 patiënten en personeelsleden van deze joodse psychiatrische inrichting.
De psychiatrische inrichting werd in 1909 geopend als instelling van de Vereniging Centraal-Israëlitisch Krankzinnigengesticht in Nederland. Het gesticht groeide uit tot de grootste joodse inrichting in Nederland en had vlak voor de Tweede Wereldoorlog een opnamecapaciteit van ruim 1000 patiënten.
In het eerste jaar van de oorlog werden ruim 100 patiënten meer opgenomen dan de inrichting eigenlijk plaatsen kon. Het merendeel van hen kwam uit het doorgangskamp Westerbork. Op 1 april 1942 kreeg de inrichting de verordening opgelegd: alle niet-joodse personeelsleden moesten ontslagen worden. Ruim een derde van het personeel verliet de inrichting. Nadien werd het personeelstekort ruimschoots opgevuld met de komst van joodse mensen uit met name Amsterdam. Men had het idee dat ‘Het Apeldoornsche Bosch’ door de bezetter met rust gelaten zou worden en probeerde zo te ontkomen aan een dreigende deportatie. Indertijd kreeg de inrichting de bijnaam ‘Jodenhemel’.
Op 11 januari 1943 kwam commandant Aus der Fünten (‘Hauptsturmführer van de Zentralstelle für jüdische Auswanderung’) naar het inrichtingsterrein kijken. Een week later, op 20 januari, arriveerde een groep van ongeveer honderd mannen van de Ordedienst uit Westerbork (de kamppolitie, bestaande uit Duitse en Nederlandse joden). Aus der Fünten nam de leiding over van de directeur, dr. Lobstein. Diezelfde dag vertelde de spoorwegbeambte Harmannus Kalkema dat op het station van Apeldoorn een trein van veertig wagons met plaats voor zeker 1500 personen in gereedheid werd gebracht. Ongeveer de helft van het personeel (circa 175 personen) en tachtig patiënten zagen kans tijdig te vluchten.
De volgende dag werd het terrein door de Grüne Polizei omsingeld. Onder leiding van Aus der Fünten werd ‘Het Apeldoornsche Bosch’ ontruimd. Om zeven uur in de ochtend vertrok de trein met circa 1300 joden via Westerbork naar het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau. De ongeveer honderd achtergebleven personeelsleden gingen op transport naar Westerbork, tegelijk met zo’n tachtig Apeldoornse joden die kort daarvoor in de inrichting waren ingekwartierd. De meesten van hen werden vrijwel meteen doorgestuurd naar de vernietigingskampen. Lobstein, zijn vrouw en enkele personeelsleden, sommigen met hun gezinnen, moesten nog tot 1 februari op het terrein blijven. Toen gingen ook zij naar Westerbork.
Van de personeelsleden die in eerste instantie naar Westerbork werden gedeporteerd, overleefden waarschijnlijk slechts veertien de kampen. Van de groep gevluchte personeelsleden overleefde waarschijnlijk de helft de oorlog.
Oprichting
De oprichting van het monument was een initiatief van de Stichting Monument Apeldoornsche Bosch, samen met de Stichting Bevrijding ’45.
Onthulling
Het monument is onthuld op 23 april 1990 door Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Juliana.
Oorlogsslachtoffers
Achternaam | Voornamen | Geboren | Overleden |
---|
De Oorlogsgravenstichting heeft een database met namen en verhalen van oorlogsslachtoffers. Veel van deze slachtoffers worden herdacht door middel van een monument. Wilt u ons helpen om de namen en verhalen van slachtoffers te koppelen aan het monument waarop hun naam vermeld staat? Kijk dan op de website van de Oorlogsgravenstichting, ziet u in de database een naam die ook voorkomt op dit monument? Maak dan een account aan en koppel de persoon uit de database aan dit monument. Enkele dagen na de koppeling verschijnt de naam van het slachtoffer op deze pagina.
Meer informatie
Locatie
Het monument is geplaatst in het Prinsenpark, gelegen aan de Frisolaan te Apeldoorn.
Bronnen
- De heer Jan Heerze;
- De heer Jelle Reitsma;
- www.apeldoornendeoorlog.nl;
- www.apeldoornschebosch.nl;
- Apeldoorn ’40-’45, het verhaal achter de Apeldoornse oorlogsmonumenten van Jan Heerze en Jelle Reitsma (Apeldoorn, 2006);
- Apeldoorn Monumenten van L.P. van Oppen e.a. (Apeldoorn, 1990);
- Het Apeldoornsche Bosch, Joodse Psychiatrische inrichting 1909-1943 van Hanneke Oosterhof (Heerlen, 1989).