Naar overzicht
Naar overzicht
  • Het monument
  • Leg een bloem
  • Uw verhaal

Het monument

Vorm en materiaal
Het monument 'De Dwangarbeider' in Apeldoorn is een roestvrijstalen zuil met drie ringen van verschillende omvang. De zuil is drie meter hoog. In de zuil is een beeldje van een mannenfiguur geplaatst, waaronder een tekst is aangebracht. De onderste ring is uitgevoerd in metaal en heeft een diameter van 2 meter 20. Hierop is een tekst aangebracht. De middelste ring is uitgevoerd in hardsteen en heeft een diameter van 1 meter 60. Hierop is op de rand een tekst aangebracht. De bovenste ring vormt de top van de zuil en is het kleinst in omvang.

Teksten
De tekst op de zuil luidt:

'DWANGARBEID
KAMP REES
DEC. 1944
MRT. 1945'.

De tekst op de onderste ring luidt:

'VOOR ALLEN DIE UIT APELDOORN ZIJN AFGEVOERD. HUN WAARDIGHEID WERD MET VOETEN GETREDEN.'

De tekst op de middelste ring luidt (in herhaling):

'BLOEMEN IN MEMORIAM'.

Deze ring biedt de mogelijkheid om bloemen te leggen ter nagedachtenis aan de slachtoffers.

Wijziging
Op 28 maart 2007 kwam het trieste bericht dat het bronzen beeldje was gestolen. Inmiddels is er in opdracht van de gemeente Apeldoorn en kunstenaar Tirza Verrips een nieuw beeldje gegoten en teruggeplaatst in het monument.

De geschiedenis

Het monument 'De Dwangarbeider' in Apeldoorn is opgericht ter herinnering aan de razzia van 2 december 1944. De mannen die toen door de bezetter zijn opgepakt, werden voor verplichte tewerkstelling op transport gezet naar het kamp Rees in Duitsland.

In de periode 1940-1945 had Apeldoorn circa 72.000 inwoners. Eind september 1944 kwamen daar nog eens 30.000 mensen bij die waren gevlucht vanuit Arnhem. Vanaf 1941 had de stad een burgemeester die aanhanger was van de NSB. Aanvankelijk was dat burgemeester C. den Besten, maar eind november 1942 werd deze vervangen door burgemeester D.F. Pont.

Burgemeester Pont heeft door het uitbrengen van bevelen op schrift en door het laten rondrijden van radiowagens het mannelijke deel van de bevolking van Apeldoorn geprobeerd op te roepen om zich vrijwillig te melden. De mannen zouden tewerkgesteld worden aan de IJssellinie en zouden daar verdedigingswerken moeten maken. De tewerkstelling zou ongeveer tien dagen moeten duren. Bij het eerste bevel van september 1944 kwam slechts een zeer klein aantal mannen zich 'vrijwillig' melden bij het Apeldoornse slachthuis. Omdat de burgemeester minimaal 4000 mannen moest hebben besloot hij tot het laten uitvoeren van een razzia op 2 oktober 1944.

Op 1 oktober werd een verzetsgroep gearresteerd door de bezetter en zes van hen en twee geallieerde vliegers werden gefusilleerd in de vroege ochtend van 2 oktober. (Zie ‘2 oktober monument’) De lijken werden op acht plaatsen neergelegd als afschrikwekkend voorbeeld. Op datzelfde moment werd Apeldoorn omsingeld en geluidswagens riepen om dat alle mannen tussen 16 en 55 jaar zich moesten melden op het Marktplein. Op het marktplein stonden uiteindelijk ongeveer 11.000 mannen, waarvan er 4000 in lange rijen werden afgevoerd langs het Apeldoorns Kanaal om te werken aan de IJssellinie. Na ongeveer vijf weken waren de meeste mannen echter weer teruggekeerd naar Apeldoorn. Burgemeester Pont heeft hierdoor flink gezichtsverlies geleden bij de NSB-top. Tevens bleek dat men in de IJssellinie nog steeds 4000 mensen nodig had voor het verrichten van werkzaamheden.

Weer was de markt verzamelplaats voor zo'n 11.000 mannen. De selectie leverde 4500 mannen op voor de arbeidsinzet. 's Avonds werden zij afgevoerd naar het station en in twee treinen geladen, die via verschillende routes naar Duitsland vertrokken. De tweede trein kwam met veel vertraging aan in Elten. Op 5 december werd de groep gesplitst naar leeftijd: 40 jaar of ouder bleef in Elten (of Zevenaar); de meesten van deze groep konden snel weer naar huis. De jongeren gingen lopend, via Emmerich, naar Rees, waar ze ’s avonds laat aankwamen.

Pogingen in begin november om via oproepen nieuwe arbeidskrachten te werven mislukten. Daarom besloot men opnieuw een razzia te houden, op 2 december. Weer gingen executies vooraf: twaalf mannen werden doodgeschoten bij de Willem III-kazerne (zie monument 'Zwerfkeien aan de Sportlaan'). In de vroege ochtend van 2 december 1944 werden, beginnende in de buitengebieden van Apeldoorn, in totaal circa 11.000 mannen en jonge jongens opgepakt en wederom afgevoerd naar de markt te Apeldoorn. Daar werden er ruwweg 4500 geselecteerd en vervolgens vastgehouden op het Marktplein, in het postkantoor, in de bioscoop 'Centraal' of in de meester Blitsschool (school 12) gelegen op de hoek Kanaalstraat / Stationsstraat. De eerste mannen die opgepakt waren stonden al om 6.00 uur op het Marktplein. Vervolgens werden de mannen in groepen lopend afgevoerd naar het NS-station. Daar stonden die avond twee treinen te wachten om de 4500 mannen af te voeren, richting Duitsland en de IJssellinie, te weten hetzij Elten, hetzij Zevenaar. De eerste trein vertrok tegen 20.00 uur. Deze is in de ochtend van 3 december beschoten door Engelse jachtbommenwerpers bij Werth, in de buurt van Bocholt. Daarbij kwamen tenminste 19 dwangarbeiders om en er vielen veel gewonden. De tweede trein kwam met veel vertraging aan in Elten. Op 5 december werd de groep gevangenen gesplitst naar leeftijd: 40 jaar of ouder bleef in Elten (of Zevenaar); de meesten van deze groep konden snel weer naar huis. De jongeren gingen lopend, via Emmerich, naar kamp Rees, waar ze ’s avonds laat aankwamen.

Kamp Rees bestond van december 1944 tot maart 1945. In dit kamp hebben dwangarbeiders gezeten uit onder andere: Haarlem, Den Haag, Rotterdam, Delft, Leiden, Scheveningen en Apeldoorn. Ook werden er in het kamp krijgsgevangenen vastgehouden afkomstig uit onder andere Rusland, Polen, Frankrijk en Italië. Kamp Rees was ingericht in een oude dakpannenfabriek met open loodsen, een grote tent en een paar bijgebouwen. De open loodsen en de tent dienden als huisvesting. Die was veel te krap en men lag op te weinig stro. Tot overmaat van ramp veranderde dat al gauw in blubber en vette klei. Er was geen sanitair, pas later een paar primitieve latrines, geen licht en verwarming, te weinig kleding en nauwelijks voedsel. In dit kamp en dat in het nabijgelegen Bienen waren mannen uit heel Nederland ondergebracht, onder wie ongeveer 850 Apeldoorners. Er verbleven ook buitenlandse krijgsgevangenen. In totaal ging het gemiddeld om een kampbevolking van zo'n 3000 man.
De hele dag, ook zondag, moesten de dwangarbeiders graven aan kilometerslange tankgrachten van minimaal twee meter diep, bedoeld om de geallieerde opmars tegen te houden. Zelfs voor mensen die gewend waren aan zware arbeid, was dit niet vol te houden. Het werk ging door onder alle weersomstandigheden, regen, sneeuw, vorst, terwijl bijna niemand beschikte over enigszins beschermende kleding. Schoeisel ging al gauw kapot in de zware klei. De behandeling door de kampleiding was zeer slecht: er waren speciale ranselhokken en voor het minste of geringste werd het weinige voedsel ingehouden.

Er zijn diverse succesvolle vluchtacties georganiseerd door het verzet in nabijgelegen Nederlandse dorpen. Ook is een aantal mannen zelfstandig uit het kamp gevlucht. Geschat wordt dat het gaat om 1700 ontsnapte dwangarbeiders. Degenen die in Rees bleven, kregen het steeds moeilijker. Er was een verschrikkelijke luizenplaag en ziekten grepen om zich heen. Pas na weken kwam er een piepkleine ziekenboeg met slechts vier verplegers en veel te weinig middelen. Vanaf januari 1945 stierven dagelijks negen mannen per dag. Tot 25 maart 1945 zijn 247 doden geregistreerd. Op die dag is het kamp bevrijd door de Schotten: de meeste Apeldoorners hadden kamp Rees toen al verlaten.

De executies rond de razzia's in Apeldoorn van 2 oktober en 2 december 1944, de beschieting van de trein bij Werth en de ontberingen in kamp Rees hebben in totaal aan 79 Apeldoorners het leven gekost.

Oprichting
De oprichting van het gedenkteken was een initiatief van de stichting Dwangarbeiders Apeldoorn 1940-1945.

Onthulling
Het monument is onthuld op 2 december 2004 door burgemeester mr. G.J. de Graaf en oud-dwangarbeider J.H. van Essen.

Oorlogsslachtoffers

Er zijn nog geen personen uit de database van de Oorlogsgravenstichting gekoppeld aan dit monument.

De Oorlogsgravenstichting heeft een database met namen en verhalen van oorlogsslachtoffers. Veel van deze slachtoffers worden herdacht door middel van een monument. Wilt u ons helpen om de namen en verhalen van slachtoffers te koppelen aan het monument waarop hun naam vermeld staat? Kijk dan op de website van de Oorlogsgravenstichting, ziet u in de database een naam die ook voorkomt op dit monument? Maak dan een account aan en koppel de persoon uit de database aan dit monument. Enkele dagen na de koppeling verschijnt de naam van het slachtoffer op deze pagina.

Meer informatie

Bronnen

Voor meer informatie
-De verzwegen deportatie van de stichting Dwangarbeiders Apeldoorn. ISBN 90-9019359-6. Hierin wordt uitvoerig ingegaan op de realisatie van het monument 'de dwangarbeider' en de razzia's van 2 oktober 1944 en 2 december 1944 in Apeldoorn en het kamp te Rees.

Leg een bloem bij dit monument

Klik op onderstaande knop om een digitale bloem bij dit monument te leggen. Je kunt kiezen uit een rode gerbera, een witte roos of een blauwe Iris. Ook is het mogelijk om een persoonlijke boodschap toe te voegen. Nadat het formulier is verstuurd toont de bloem op deze pagina (vergeet niet om de pagina opnieuw te laden). 

Leg een bloem

Persoonlijke bijdragen van onze bezoekers


Heeft u een persoonlijk verhaal met betrekking tot dit monument en/of de geschiedenis waarnaar deze verwijst? Deel uw verhaal hier en help ons de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend te houden.

Let op: wilt u een wijziging voor deze monumentpagina (zoals een correctie of aanvulling) doorgeven? Maak dan gebruik van de formulieren.

Heeft u een vraag of wilt u ons iets anders melden? Kijk bij de veelgestelde vragen of stuur ons een bericht.

Tooltip contents