Zonder het te weten zat je thuis eigenlijk altijd in de oorlog
Michiel de Ruyter (1961), Sliedrecht
Het oorlogsverleden van zijn vader Cees de Ruyter (1926-1981) bepaalt het gezinsleven. Pas als zijn vader overlijdt, realiseert Michiel de Ruyter (1961) zich dat. Met zware tbc komt Cees de Ruyter terug van een werkkamp bij Leipzig. In Sliedrecht en Neder-Hardinxveld herinneren plaquettes aan de plaats waar zijn vader met anderen als gijzelaars zijn weggevoerd. Als leraar combineert De Ruyter de jaarlijkse skiwerkweek van 'zijn' VMBO-school met een bezoek aan Dachau. Om de leerlingen ervan te doordringen dat de oorlogsgruwelen ook vandaag op de loer liggen.
door Anita van Stel
Op het verkeerde moment op de verkeerde plaats
"Mijn vader Cees de Ruyter was de jongste van een gezin met twaalf kinderen. Ze waren oudgereformeerd en streng in de leer. Mijn vader werkte als schippersknecht in Werkendam. Op weg naar zijn werk werd hij op 16 mei 1944 bij het pontje van Boven-Hardinxveld naar Werkendam opgepakt en vervolgens naar het schoolplein gebracht. Hij was op het verkeerde moment op de verkeerde plaats. Een vergeldingsrazzia. Ook zijn vriend Rijk de Jong en zijn oudere broer Bas waren onder de gijzelaars. Via Kamp Amersfoort is hij per trein naar voormalig Oost-Duitsland vervoerd. Na de bevrijding slaagde hij erin thuis te komen. Ernstig ziek, dat wel. Zijn broer is kort na de bevrijding op weg naar huis bezweken aan de ontberingen. Het was Gods wil dat er twee kinderen naar Duitsland weggevoerd waren, redeneerden mijn grootouders."
Waarom die razzia?
De razzia op 16 mei 1944 in Sliedrecht, Giessendam, Hardinxveld, Sleeuwijk, Werkendam en de Biesbosch was een vergeldingsactie van de Duitsers. Een knokploeg uit Sliedrecht wilde wraak nemen op de moord op een onschuldige bakker uit Giessendam, Wouter Smit. Tijdens een vuurgevecht vielen er doden aan de kant van de landwacht. Een reactie van Duitse zijde kon niet uitblijven. Op 11 mei namen ze elf prominenten in gijzeling. Maar kennelijk was dat niet genoeg. Vandaar de razzia.
Niet over oud brood klagen
"Mijn vader heeft twee jaar voor het raam op bed gelegen, met zwaar tbc. Daarna is hij een jaar in sanatorium Zonnegloren verpleegd, waar hij ook geopereerd is. Van twee longen hield hij driekwart long over. De periode tot zijn overlijden in 1981 takelde hij lichamelijk steeds meer af. Lichaamfuncties vielen uit, door een gebrek aan zuurstof. Ik wist niet beter dan dat mijn vader ziek was. Hij moest regelmatig naar het ziekenhuis, voor een grote revisiebeurt, zoals wij zeiden. Ik vroeg me niet af hoe dat kwam. De oorlog speelde slechts zijdelings een rol. We moesten niet over oud brood klagen, want in het kamp waren ze blij met een beschimmelde homp. Een vriend van mijn vader had psychische problemen door de oorlog. Mijn vader niet. We kregen wel een degelijke anti-Duitse opvoeding. Hij werd emotioneel bij het voornemen van premier Van Agt in 1972, om de Drie van Breda, onder wie de kampbeul van Kamp Amersfoort Kotälla, gratie te verlenen. Ik herinner me dat nog scherp. Sinds mijn jeugd heb ik affiniteit met de Tweede Wereldoorlog, want je zat er thuis - zonder dat je je dat realiseerde - eigenlijk altijd in."
Diep spoor
"Toen mijn vader in 1981 overleed, was ik pas negentien jaar. Dan mis je dus heel veel van wat je met een vader wilt delen. Ik heb ooit een keer met hem gevoetbald. Na drie keer tegen een bal schoppen was hij buiten adem. Hij kon ook niet lang buiten zijn, want de lucht was snel te koud voor zijn longen. Ondanks zijn ziekte was hij een ras-positief mens, maar de oorlog heeft zijn leven verpest en ook de loop van het mijne bepaald. Tot een jaar of vijf geleden stond ik daar niet bij stil. Toen is mijn vader herbegraven en besefte ik ineens welk diep spoor de oorlog getrokken heeft. Het gevoel was onbewust heel ver weggestopt. Ik voel extreem dat ik nu dingen met mijn zoon móet doen, omdat ik ze van mijn vader zo gemist heb."
De link naar het heden
"Ik vind dat ik een opvoedende taak heb en de geschiedenis moet doorgeven aan mijn leerlingen van veertien, vijftien jaar. Dat gaat moeizaam, want de oorlog is immers meer dan zestig jaar geleden, zeggen zij. Ze kunnen niet bevatten dat er zes miljoen Joden zijn vermoord. Ook collega's stellen het jaarlijkse bezoek aan Dachau soms ter discussie. Ik vind dat het moet en leg de link naar het heden. Mensen worden nog steeds uitgemoord. Denk maar aan Servië, Darfur of Kenia. Ik probeer ze mee te geven welke keuze ze op een bepaald moment hebben. We bereiden het bezoek aan Dachau heel goed voor. Ze zijn er stil en laten de geschiedenis op zich inwerken. Nog maanden nadien komen ze met vragen. In Hardinxveld-Giessendam en Sliedrecht herinneren plaquettes aan het droeve lot van de gijzelaars. Er zullen niet dagelijks mensen bij stilstaan, maar het is goed dat ze er zijn. We mogen nooit vergeten wat er is gebeurd."
Aanvullende bron:
Moeder zei 'blijf jij maar hier'
Lotty Huffener-Veffer, Vught - Noord-Brabant
Met haar vader, moeder en zusje komt ze in Vught in het Jodenkamp terecht. Ze werkt in de Philipsfabriek. Haar ouders gaan mee als haar zusje met in totaal 1296 kinderen wordt weggevoerd. "Blijf jij maar hier, dan is er tenminste nog iemand als we terugkomen", zegt haar moeder. Het gezin komt om in de gaskamers in Sobibor. Lotty Huffener-Veffer (1921) overleeft Auschwitz. Zij zet zich in voor wat al snel het Kindermonument wordt genoemd, een monument voor de weggevoerde Joodse kinderen.
door Anita van Stel
Nooit meer iemand terug
"Mijn zusje Carla was ondergedoken op een ander adres in Amsterdam, maar kwam een paar dagen thuis omdat ze heimwee had. Zo gingen we dus in februari 1943 met zijn allen naar Vught. Kort voor 6 juni 1943 kregen alle Joodse kinderen in het kamp te horen dat ze zich moesten klaarmaken voor transport. Per kind moest er een ouder mee. De kinderen zouden na de reis in een speciaal 'Kinderlager' ondergebracht worden. Dat geloofde overigens niemand. Mijn vader en moeder wilden bij elkaar zijn en vertrokken met Carla. Langzaam drong tot de achterblijvers door dat er nooit meer iemand terug zou komen."
Bij Philips werken
"Ik was diamantbewerkster en zou in een diamantfabriek gaan werken, zo was mij bij aankomst in Vught verteld. In plaats daarvan kwam ik bij Philips terecht en ging ik condensatoren maken. We waanden ons veilig zo lang we bij Philips werkten. Deze veiligheid bleek zeer betrekkelijk: in de nacht van 2 op 3 juni 1944 moesten alle Joodse mensen op transport. De niet-Joodse mensen vertrokken later, in september 1944, naar Ravensbrück. Na een reis van drie dagen in veewagons kwamen wij in Auschwitz aan. We werden ontluisd, onthaard en kregen een nummer op onze arm getatoeëerd."
De dodenmars
"Vanuit Auschwitz-Birkenau werd ik in de Telefunkenfabriek in Reichenbach tewerkgesteld. Begin 1945 kwamen de Russen in de buurt en moesten wij het kamp verlaten. Toen begon de dodenmars. Vanaf 18 februari hebben we gelopen en nog eens gelopen, vier koude dagen lang. Daarna volgden zes dagen en nachten in open goederenwagons. Er was steeds geen eten en geen drinken. We kwamen langs Dresden, Leipzig, Hannover, Celle en het station van Bergen Belsen. We bleven een maand in een klein kamp bij de Porta Westfalica. Op 1 april gingen we verder, vier dagen met de trein naar Beendorf, een verschrikkelijk kamp waar vrouwen naakt in de zoutmijnen werkten. Naakt, omdat ze dan niet zouden vluchten. Vanaf Beendorf volgde een treinreis van tien dagen in gesloten wagons, met meer dan honderd vrouwen per wagon. Verschillende vrouwen zijn tijdens de reis gestikt of dood getrapt. Eind april werden we overgedragen aan het Rode Kruis. Op 1 mei kwam ik in Denemarken aan en zes weken later in Zweden. We werden daar heel goed verzorgd. Sommigen zijn daar gebleven."
De viool
"Ik ben in augustus weer teruggegaan naar Nederland. Voor veel mensen - en ook voor mij - was de ellende toen nog niet voorbij. Hele families waren verdwenen. Ik had niks. De mensen waren over het algemeen echt niet aardig. De eerste nacht in Amsterdam zei ik tegen een vriendinnetje dat we 'op chique' gingen slapen: op een bank in de keurige Apollolaan. We hebben er nog jaren om gelachen. Mijn zusje had haar viool op haar onderduikadres achtergelaten. Ik ben daarheen gegaan, heb de viool gepakt en ben heel hard weggerend. Nu speelt mijn kleindochter erop. Via de onderduikgevers van mijn buurjongen heb ik mijn man Joep Huffener ontmoet. We zijn in 1947 getrouwd en hebben vier kinderen gekregen."
De Vriendenkring
"Kort na de dood van mijn man - in 1989 - haalden Louise Affolter en Tineke Wibaut, vrouwen die ook in Vught gevangen hadden gezeten, me over een bijeenkomst in het Nieuwe Kafé op de Dam bij te wonen. Eens per zes weken kwamen daar vooral vrouwen bijeen die ex-gevangenen waren van Vught, Ravensbrück of andere gruwelijke kampen. Ik kwam daar terecht in een warm bad. Op 24 april 1990 richtten Louise, Tineke, Hetty Voûte, Hadde van der Linde en ik de Stichting Vriendenkring Nationaal Monument Kamp Vught (NMKV) op. Het doel van de Stichting was het ondersteunen van het NMKV. Daarnaast wilden we bekendheid geven aan wat er in Vught is gebeurd, slachtoffers herdenken, met vermelding van hun namen, én contact tot stand brengen tussen nabestaanden en overlevenden van Vught. Sommigen hebben ervoor gezorgd dat er een gedenkplaat is gekomen voor de tien slachtoffers van het zogenaamde bunkerdrama. In de nacht van 15 op 16 januari 1944 werden 74 vrouwen als strafmaatregel in een cel van 2.70 meter breed, 4.12 lang en 2.35 hoog geperst, met vrijwel geen luchttoevoer. Toen 14 uur later de celdeur weer openging waren tien vrouwen overleden."
Transportlijsten controleren
" Zelf ben ik me met Hetty Voûte gaan inzetten voor een gedenkteken voor het kindertransport. Beeldhouwster Teus van den Berg-Been maakte een mooi ontwerp. Het duurde even voordat de financiering rondkwam. Er waren transportlijsten van kinderen die uit Vught zijn weggevoerd. Die hebben Hetty en ik naam voor naam gecontroleerd met de 'In Memoriam' boeken van de Oorlogsgravenstichting, waarin alle in de oorlog omgekomen Joodse mensen genoemd staan. Dag en nacht waren we ermee bezig. Hetty overleed kort voor de onthulling in 1999. Tineke Wibaut heeft de onthulling evenmin meegemaakt, want zij is in 1996 gestorven."
Speelgoed
"Het monument bestaat uit acht bronzen gedenkplaten, die met vier davidsterren aan elkaar zijn verbonden. De sterren zijn met titanium behandeld, zodat ze altijd dezelfde kleur houden. Aan de voet ligt in brons 'achtergelaten' kinderspeelgoed: een tol, een lappenpop, een vrachtwagentje en een boek. Een rabbijn heeft de bijbeltekst gekozen, die in het Hebreeuws op het monument staat: "Het kind is er niet...en ik, waar moet ik heen". Op joodse graven leggen nabestaanden steentjes. Dat gebeurt bij het Kindermonument ook. Kinderen laten er centen en dinky toys achter."
Herdenking
"Het Kindermonument staat nu op een mooie plaats. Ik organiseer de jaarlijkse herdenking begin juni, nooit op een sabbat. Het is elke keer weer een ingetogen reünie. Mijn kinderen en kleinkinderen maken muziek. Donald de Marcas leest de proclamatie en rabbijn Jacobs spreekt gebeden uit. Altijd dragen betrokkenen iets voor. Mijn kinderen zijn uit eigen beweging actief geworden. Een zoon zit in het bestuur van de Vriendenkring. Mijn dochter heeft voor de Stichting Sobibor een educatieve dvd en website gemaakt over Joodse kinderen die uit kamp Vught naar Sobibor werden weggevoerd. De Stichting probeert daarmee VMBO-jongeren tussen 10 en 15 jaar tot nadenken aan te zetten. We hebben thuis niet te koop gelopen met wat ons in de oorlog is overkomen. Toch wilden mijn kinderen ook wat gaan doen. Het is belangrijk dat jonge mensen ervoor zorgen dat de oorlog niet in de vergetelheid raakt. Dat mag nooit gebeuren."
Bronnen:
Icodo-info 0104;
Janneke de Moei, Joodse kinderen in het kamp Vught.
Het noemen van namen en leeftijden roept op tot nadenken
Teus van den Berg-Been, Vught - Noord-Brabant
Of ze mee wil denken over een monument. Speciaal voor de 1.269 Joodse
kinderen die in juni 1943 zijn weggevoerd uit Kamp Vught en in
vernietigingskampen zijn omgekomen. Beeldhouwster Teus van den Berg-Been
(1926) aarzelt geen moment. Wat Joodse ouders en hun kinderen is
overkomen dringt dan pas echt tot haar door. Uiteindelijk worden het
acht bronzen gedenkplaten die met davidsterren aan elkaar verbonden
zijn. Alle 1.269 kindernamen staan erop. In september 1999 wordt het
onthuld.
door Anita van Stel
Namen en leeftijden noemen
"Voor
mij was meteen duidelijk dat de namen en leeftijden van de weggevoerde
kinderen uitgangspunt van het monument moesten worden. Als je tijdens de
vakantie Franse dorpen passeert, zie je monumenten uit de Eerste en
Tweede Wereldoorlog. Je leest de namen, leeftijden en beseft dan dat uit
één gezin zowel vader als zoons omgekomen zijn. De slachtoffers
verdienen dat mensen langer stilstaan bij wat hen is overkomen. De
hoeveelheid namen is zo overweldigend."
Verdorven brein
"Voordat
ik benaderd werd om mee te denken over het Kindermonument, wist ik niet
zoveel over de verschrikkingen en vernederingen die de Joodse kinderen
en hun ouders hadden moeten doorstaan. Ja, ik had erover gehoord, dat
wel. Later drongen de gruwelijkheden pas echt goed tot me door. Het is
niet te bevatten en voor te stellen wat voor soort mensen het waren die
dergelijke maatregelen en besluiten namen; doorgaans mannen in
onberispelijke uniformen, keurig schoon verzorgde handen maar met een
zieke en vuile geest. Hun uiterlijk was in tegenspraak met hun verdorven
brein."
Moeilijk te traceren
"Het was een hele puzzel
om alle namen van de kinderen die op 6 en 7 juni uit Vught vertrokken,
te traceren. De leden van de Stichting Nationaal Monument Kamp Vught
zijn daar tijden mee bezig geweest. Een van de eerste ontwerpen die ik
maakte bestond uit een lange rij kinderen die bepakt en bezakt door een
poort verdwenen. Het was té anekdotisch. Bovendien zouden de namen
ondergeschikt zijn geworden. Daarna is het 'kamerschermidee' ontstaan.
De rijen namen konden apart gelezen worden. De heer Goldsteen, zelf van
Joodse afkomst en eigenaar van een koperwerkplaats in Den Bosch, heeft
mee gedacht over de uitvoering. In de Hollandsche Schouwburg In
Amsterdam oriënteerde ik me op de leesbaarheid van de letters. Hoe klein
kan een letter zijn en toch goed leesbaar blijven. 1.269 namen zijn in
de platen met behulp van lasers uitgebrand. De kinderen zijn weg - hun
namen zijn weg. Maar je kunt hun namen toch lezen. De leeftijden staan
achter de namen."
Speelgoed
"De acht bronzen
gedenkplaten zijn met vier davidsterren aan elkaar verbonden. De sterren
zijn met titanium behandeld, zodat ze altijd dezelfde kleur houden. Aan
de voet ligt in brons 'achtergelaten' kinderspeelgoed: een tol, een
lappenpop, een vrachtwagentje en een boek. Een rabbijn heeft de
bijbeltekst gekozen, die in het Hebreeuws op het monument staat: "Het
kind is er niet...en ik, waar moet ik heen". Op Joodse graven leggen
nabestaanden steentjes. Dat gebeurt hier ook. Kinderen laten er kleine
dingen achter, waarschijnlijk uit hun broekzak. Een paar centen, een
dinky toy. Het monument wordt 'gebruikt', zeg ik altijd."
Mooie nieuwe plaats
"Toen
Vught gereorganiseerd werd en de barakken gebouwd werden, heeft het
Kindermonument een mooie nieuwe plaats gekregen. Elk jaar is er rond 5
juni een herdenking. Daar zijn altijd nabestaanden bij aanwezig. Mensen
delen de herinnering aan het leed dat hun dierbaren hebben moeten
doorstaan. De Joodse kinderen zijn zo vernederd. Het was erger dan in
menig concentratiekamp in Duitsland, heeft men mij verzekerd. Het grijpt
me elke keer weer opnieuw aan."
Marianka Mommers | 4 mei 2020