‘Wees als derde generatie nieuwsgierig naar wat je voorouders is overkomen’

Babiche Keuls bracht samen met haar oma, schrijver Yvonne Keuls, ‘De 1000 van Amahei’ tot leven tijdens de Nationale Herdenking 15 augustus 1945. Een gesprek over twintigers die ontdekken dat hun grootouders de laatste directe toegangsbron zijn tot het leven in het oude Indië en de Japanse interneringskampen. “Als we het doorvragen nu niet doen, zijn we te laat.”

“Onder mijn leeftijdsgenoten is er meer interesse gekomen in wat hun voorouders hebben meegemaakt. Net op tijd is het besef gekomen dat wij nog een opa of oma hebben die ons over hun oorlogservaringen kunnen vertellen”, zegt Babiche Keuls (28). “Als we het doorvragen nu niet doen, zijn we te laat.” Haar grootouders van moederskant, Yvonne en Rob Keuls, vertelden aan hun kleinkinderen over hoe het was om kind te zijn in de Tweede Wereldoorlog. “Mijn oma sprak over hoe haar vader Samuel Bamberg, Joods, heel ziek was toen hij bij de razzia van 21 november 1944 thuis werd opgehaald en in een deportatiewagen werd gegooid. Hij had tbc en kreeg longbloedingen in die vrachtwagen. Toen hebben de nazi’s hem eruit gehaald, uit angst voor besmettingsgevaar. Eenmaal thuis nam hij pillen waarmee hij eeneinde aan zijn leven maakte. Hij zou alleen maar zieker worden en schreef in zijn afscheidsbrief dat hij niet het eten van zijn kinderen wilde opeten. Hij wilde zijn gezin niet tot last zijn. Mijn oma was toen 12 jaar, haar moeder was een Javaanse vrouw die totaal de weg niet kende in Nederland. Mijn oma vertelde dat haaroudere broers ondergedoken zaten en dat zij in de hongerwinter in haar eentje met een slee naar boeren trok om bloembollen te halen. Dat moet een verschrikkelijke tijd zijn geweest. Die Joodse kant van haar ken ik niet zo goed, het ging altijd meer over haar Indische verleden.”

Daarvan lichtten eerste en derde generatie-Keuls een tipje op bij de herdenking op 15 augustus. Vlekkeloos brachten oma Yvonne (92 jaar, geboren in Batavia, nu Jakarta) en kleindochter Babiche het verleden tot leven. Het is de geschiedenis van Babiches overgrootvader Aat Keuls, die behoorde tot ‘De 1000 van Amahei’.

Op een dag werd een groep dwangarbeiders geselecteerd om een vliegbasis voor de Japanners aan te leggen in het Molukse Amahei. ‘De 1000 van Amahei’, dat waren Aat en de 999 andere krijgsgevangenen. De tocht van zes dagen zonder eten en drinken op zee en de slavenarbeid die ze daarna moesten verrichten kwamen tot leven. Geen beeld waar een soft-focuslensje overheen zit, Yvonne Keuls verhaalde van de afranselingen en hoe enkelen die probeerden te ontsnappen daarna gestraft werden. Voor het oog van hun medegevangenen werden zij zwaar mishandeld om daarna, toen ze op de grond lagen, door de Japanse bewakers met hun bajonetten te worden afgemaakt. Zij had dit verhaal veelvuldig gehoord van haar schoonvader Aat, die het telkens móest vertellen. Een overlevering in al zijn rauwheid. Babiche: “We wilden het op die nietsontziende manier vertellen, anders zien mensen de ernst niet in. En dan nog hebben we allerlei gruwelijke details weggelaten.”

Ze stond eerder voor een groot publiek: in 2013 gaf Babiche (toen nog middelbare scholier) op de Nationale Herdenking 15 augustus 1945 het ‘oorlogsverhaal’ van haar opa Rob door, de zoon van Aat. Hij moest met zijn tweelingbroer vanuit het Japanse interneringskamp waar hij met zijn moeder zat, op zijn dertiende jaar met zijn broer naar het jongenskamp Muntilan. Oma en kleindochter vertelden hoe familieleden die de oorlog hadden meegemaakt, werden ingedeeld in ‘zwijgers’ of ‘vertellers’. Aat en Rob behoorden tot de vertellers. Babiche: “Mijn opa gaf de geschiedenis van zijn vader weer door. Hij vertelde me hoe zwaar en vernederend het was om krijgsgevangene te zijn geweest van de Japanners. Ik voelde een verplichting, in de goede zin van het woord, om op de herdenking van dit jaar over Aat en zijn lotgenoten te vertellen. Ik vond dat ik ervoor moest zorgen dat zijn verhaal niet verloren gaat.” Ze kreeg honderden reacties na de herdenking. “Zoveel berichten op sociale media, appjes, emails. Onbekenden bedankten me voor het doorvertellen van deze geschiedenis. Na afloop van de herdenking kwam er een oude man op ons af en hij zei tegen mijn oma en mij: ‘Mijn vader was één van de duizend van Amahei.’ Waarschijnlijk heeft mijn overgrootvader zijn vader weer gekend, die kans is best reëel. Dat is toch bijzonder?”

De opkomst was hoog, op die zonovergoten augustusavond, rondom het Indisch Monument in Den Haag. Er waren ook opvallend veel ‘jongeren’ – twintigers en dertigers – in het publiek. Vlak voor ze op moest om hun toespraak te houden was Babiche opeens ‘hartstikke zenuwachtig’. “Mijn oma was super relaxed, zij is het wel gewend om te spreken in het openbaar. Ik zei dat ik zo zenuwachtig was en zij zei: ‘Als je hier zenuwachtig van wordt, kun je beter naar huis gaan.’ Babiche, lachend: “Oftewel, stel je niet aan. Ja, zo is mijn oma. Ze kan hard zijn, maar ik ben ook hard tegen haar. We kennen elkaar zo goed. Ze is zo’n powervrouw.” Hand in hand kwamen ze op. “Dat was niet ingestudeerd ofzo. Het was ook praktisch, mijn oma loopt niet zo stabiel”, Babiche in een zwarte jurk, haar oma in een mooie blouse met witte ruches. Na afloop wisselden de twee een trots lachje uit. “Mijn oma en ik deden de toespraak voor opa, dat gaf kracht.” Hij overleed dit jaar, Yvonnes man Rob Keuls. Babiche eindigde haar toespraak met de oproep ‘Vertel het door’: “Wees als derde generatie nieuwsgierig naar wat je voorouders is overkomen. Het is zo bijzonder als je nog iemand kent die de oorlog heeft meegemaakt. Opa wist als geen ander dat ik het belangrijk vond, dat ik het zou doorvertellen aan mijn vriendinnen. Als opa weer eens vertelde over zijn kampervaringen, zei oma weleens: ‘Rob, het is mooi geweest. We hebben nu een goed leven. Wat geweest is, is geweest.’ Toen opa ziek werd, zijn mijn zus en ik met hem uit eten gegaan en hebben hem geïnterviewd. Hij vertelde uitgebreid over zijn jeugd en over zijn jaren in de kampen, want na de oorlog zat hij ook nog in een Bersiapkamp. Wij hebben dat interview opgenomen op onze telefoons, ik ben zo blij dat we dat gedaan hebben. Als ik kinderen krijg, moeten zij ook weten wat hun verleden is en een beetje van de Indische cultuur meekrijgen. Ik vind dat bij het overdragen van je familiegeschiedenis ook hoort dat je weet wat je voorouders is overkomen. Het zal lastiger zijn om die oorlogsverhalen over te brengen op een vierde generatie, want ik heb de emotionele lading erbij gekregen van mijn grootouders. Ik zag hun pijn en verdriet. Maar aan de andere kant: het is niet zo dat oorlog is verdwenen uit de wereld. Nu zijn er ook weer onschuldige mensen kanonnenvoer of schietschijf, dus zo onvoorstelbaar is het allemaal niet.”

Babiche groeide op in Den Haag met haar ouders en haar drie jaar oudere zus. Met om haar heen een kring van familieleden, die allemaal vlakbij woonden: grootouders, haar oom en tante, haar neven. Een hechte familie die de band met Indonesië koestert. Babiche vertelt dat ze altijd wel geïnteresseerd is geweest in haar roots: “Ik ben Javaans, Joods, Frans en Nederlands, maar als ik terugdenk aan mijn jeugd voel ik me vooral Indonesisch. Die Indische cultuur is altijd heel aanwezig, zoveel warmte. We gingen jaarlijks met de hele familie naar de Pasar Malam (nu de Tong Tong Fair) en elke maandag aten we allemaal bij mijn opa en oma, Yvonne en Rob. Dat was altijd een Indische maaltijd, iedereen was welkom. Als ik zei dat iets pedis (Maleis voor ‘pittig gekruid’) was, kenden mijn vriendinnen dat woord niet. Voor mij zo vanzelfsprekend.” De Indonesische gastvrijheid en hartelijkheid, de familiecultuur, dat is wat Keuls kenmerkend vindt aan haar half-Javaanse oma. “We hebben een sleutel van haar huis, bijna alle kleinkinderen hebben weleens een tijdje bij haar gewoond. Mijn zus is haar lampenkappenbedrijf op mijn oma’s zolder begonnen. Dat was haar werkkamer, maar dan verplaatste ze zo al haar spullen weer naar beneden en mochten wij er wonen.”

Wie tiener was in de jaren tachtig en negentig heeft zeker wel een boek van Yvonne Keuls gelezen. Sociaal bewogen jeugdliteratuur, waar een tienermeisje een heroïnehoertje kon zijn (Het verrotte leven van Floortje Bloem), een moeder worstelt met haar drugsverslaafde zoon (De moeder van David S.). De hoofdpersonen uit haar boeken waren geïnspireerd op de ervaringen die Keuls opdeed als mede-oprichter van het kinderopvanghuis Jongeren Opvang Sentrum. Niet alleen kinderboeken, maar ook literatuur voor volwassenen staan op het repetoire van Keuls, onder andere Mevrouw mijn moeder, Indische tantes. Keuls maakte zich er ook hard voor dat een van de eerste ‘kampdagboeken’ uit Indonesië in Nederland uitkwam: Mammie, ik ga dood (1975) van de Nederlandse Margaretha Ferguson. “Ze heeft hard moeten vechten om te worden wie ze is”, zegt Babiche over haar oma. “Ik heb een deel van haar boeken gelezen, maar niet allemaal. Soms denk ik: ik kan een nieuw boek kopen, maar ik kan ook gewoon een boek van mijn oma pakken en dat lezen. Ja, dat maakt me wel ontzettend trots.”

Aan het eind van het gesprek zegt ze opeens: “Ik moet toch meer te weten komen over die Samuel Bamberg en de Joodse kant van mijn familie. Tijd om mijn oma uit te horen. Zij heeft tenslotte ook niet het eeuwige leven.”


Japanse krijgsgevangenen
Yvonne en Babiche Keuls brachten met hun toespraak de krijgsgevangenen in herinnering die de Japanners maakten in het voormalig Nederlands-Indië in de Tweede Wereldoorlog, onder wie Aat Keuls, de schoonvader van Yvonne en de overgrootvader van Babiche. Deze gevangenen moesten onder barre omstandigheden zwaar werk verrichten en waren gescheiden van hun vrouw en kinderen. In totaal zijn 175.000 krijgsgevangenen in Indonesië door de Japanners verscheept naar Borneo, Sumatra en de Molukken. Daar zaten de 1.000 krijgsgevangenen van Amahei bij. 26.000 van de totale groep krijgsgevangenen verdronken of stierven door slavenarbeid. Degenen die het wel overleefden, waren vaak getraumatiseerd en hadden een zwakke gezondheid gekregen door de slavenarbeid die zij hadden doorstaan.


Dit artikel verscheen eerder in NC Magazine nr. 26 (najaar 2024). Het artikel is geschreven door Larissa Pans, de foto’s zijn van Ilvy Njiokiktjien

Tooltip contents