Vrijheid is de rechtsstaat

5 mei-lezing van Lilian Gonçalves-Ho Kang You. Uitgesproken op Bevrijdingsdag 2024.

Gesproken woord geldt

Er is geen moeilijker moment om stil te staan bij de betekenis van vrijheid dan op deze Bevrijdingsdag. Oorlogen razen om ons heen, zelden zijn we met zulke ongekende wreedheden geconfronteerd en we vrezen nog grotere. Het humanitair oorlogsrecht wordt met de voeten getreden. We kijken naar elkaar, je kijkt naar jezelf en voelt je machteloos.

We houden vast aan de mensenrechten, maar we zien dat tirannen en autocraten alleen het recht van de sterkste erkennen. We vieren de vrijheid terwijl de onvrijheid zich hergroepeert.

Je beseft eens te meer dat het juist nu van groot belang is te strijden voor de rechtsstaat die onze vrijheid waarborgt.

Bevrijdingsdag heeft niet zonder meer betekenis voor de generaties die niet in Nederland en na de Tweede Wereldoorlog geboren zijn.

In Suriname, mijn geboorteland, was de oorlog ver weg en de meeste mensen hadden er plezierige herinneringen aan. Door de geallieerden werd een vliegveld aangelegd voor transport van bauxieterts voor de vliegtuigindustrie. De oorlog bracht Amerikanen, voorspoed en een overdaad aan sigaretten, chocola en drank. Later op school werd ons niet veel bijgebracht over de oorlog en evenmin over de Holocaust.

Tegen die achtergrond is het verhaal van de vrijheid een ander verhaal.

Ik begin met een meer intieme, persoonlijke verkenning, het verhaal van mijn grootvader.

Mijn grootvader van moederskant, geboren in 1868, was de eerste telg van een Joodse vader en een slaafgemaakte moeder. Zijn Joodse vader stamt uit een geslacht dat zich rond 1700 in Suriname vestigde, gevlucht voor de Jodenvervolging in Europa. Zij waren eigenaren van plantages én van tot slaaf gemaakten. Annaatje, de moeder van mijn grootvader, was een buitenechtelijk kind van een plantage-eigenaar en een slaafgemaakte. Grootvader was dus de eerste in de stamboom die, na de afschaffing van de slavernij, als vrij man werd geboren.

Het verhaal gaat dat hij – een statige figuur – op het treinstation in Paramaribo een sigaar aansteekt. Hij doet dat met een bankbiljet van 100 florijnen. Het perron staat vol goudzoekers en rubbertappers die uit de Lawa-goudvelden teruggekeerd zijn. Het zijn gouden tijden en de heren laten het graag breed hangen.

Voor grootvader betekende vrijheid bevrijding van de ketenen van het verleden. Die werden resoluut en losbandig afgeworpen.

Mijn grootvaders stamboom ziet er bij nader inzien vreemd uit. Het is alsof ik alleen Joodse voorouders heb. De Afrikaanse tak is nagenoeg blanco; daar staan eenzaam Annaatje en haar moeder Ma Nea, waar ze vandaan kwam weten we niet.

Die beeldvorming typeert de verhoudingen in de koloniale maatschappij, de relatie van meester tot slaaf. Een staat van onrecht voor het merendeel van de bevolking dat uit slaafgemaakten bestond. Dat slavernij een misdaad tegen de menselijkheid was geweest, daar wilde men niet van weten. Maar bevrijd zijn van de slavernij betekende nog niet dat daarmee een rechtsstaat was geboren.

Van dit verleden, het belang van de rechtsstaat en de gelijkwaardigheid van alle mensen, werd ik me eigenlijk pas bewust toen ik in 1983 voor de tweede keer naar Nederland kwam. Dit keer als politiek vluchteling. Ik was welkom en kreeg asiel. Ik merkte toen dat ik tot een etnische minderheid behoorde. Criminaliteit van minderheden was in de politiek en de publiciteit een issue en werd in Den Haag en in kranten breed uitgemeten. Er was discriminatie op de werkvloer, uitsluiting van etnische jongeren op de arbeidsmarkt en bij discotheken, en er was ook antisemitisme.

Alle aanleiding om een zogenoemd minderhedenbeleid te ontwikkelen.

Deze problemen zijn veertig jaar later niet verminderd, integendeel. Opvallend is dat het nu niet alleen burgers zijn die elkaar discrimineren, maar ook de staat die systematisch eigen onderdanen ernstig en op grote schaal uitsluit. Niet eerder werd dat zo duidelijk als in de toeslagenaffaire. Uitsluiting en etnisch profileren bij de politie en marechaussee zijn nog steeds urgent. Ook anti-semitisme en islamofobie hebben weer ernstige vormen aangenomen, mede door de oorlog in het Midden-Oosten.

Er zijn wel tekenen van hoop dat ongelijkwaardigheid kan worden beslecht. Na jarenlange strijd van de Surinaamse en Caraïbische diaspora erkent de regering de verschrikkingen van het slavernijverleden.

Door het Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden werden dialogen gevoerd met diverse groepen in de samenleving. Daarbij ging het niet zozeer over slachtofferschap, maar vooral over het doorbreken van de oude machtsstructuren. Het ging over de moeizame strijd voor erkenning van gelijkwaardigheid als mens. Zo was er een topvoetballer die zich afvroeg wanneer zijn kinderen, die in Nederland geboren zijn, eindelijk eens gewoon als Nederlander zouden worden gezien, herkend en erkend.

Na de erkenning van het onrecht van slavernij volgden excuses door de minister-president en de koning. Maar ‘Sorry brengt moesje niet naar Parijs’ is een oud Surinaams gezegde.

Het moet ook gaan om herstel. Herstel van historisch onrecht is eigenlijk niet mogelijk, maar het creëren van een gelijkwaardige samenleving wel. Dat begint door resoluut een eind te maken aan discriminatie in woord en daad; door onszelf ten opzichte van elkaar en door de staat. Dat is de bescherming die de rechtsstaat moet bieden.

Ook in de omgang met het koloniale verleden zijn stappen gezet. Cultuurgoederen die tegen de wil van de bevolking van de voormalige koloniale gebieden zijn meegenomen, worden teruggegeven. Honderden koloniale cultuurobjecten zijn geretourneerd aan de landen van herkomst.

Dat behoort ook tot de rechtsstaat: beslissen en beschikken over je eigen cultureel erfgoed, toegang tot je eigen verleden, kennis van dat gedeelde verleden, dat de basis kan bieden voor een gedeelde toekomst.

Wanneer ik in december 2023 begin na te denken over deze 5 mei-lezing zijn mijn dochter en ik in Suriname om de zitting bij te wonen waarbij het eindvonnis zal worden uitgesproken in de Decembermoordenzaak. Daarbij werden in 1982 vijftien tegenstanders van het militair regime omgebracht. Mijn man, Kenneth Gonçalves, was een van hen.

Er is weer spanning in het land en ook angst. Angst voor ongeregeldheden, maar ook niet te duiden angst. In 1980 was er ook angst die voortvloeide uit de militaire coup. Angst voor het verlies van alle vrijheden, voor het verlies van de rechtsstaat.

In die donkere periode na de militaire coup toen de Grondwet opzij werd gezet, drong echt tot ons door wat de betekenis is van grondrechten, democratie en rechtsstaat. De aanslag op de rechtsstaat en de standrechtelijke executies staan diep in ons geheugen gegrift. Er volgde een lange, taaie strijd voor gerechtigheid. Het eindvonnis tegen de voormalig dictator en de opgelegde straffen zijn een overwinning voor de rechtsstaat en voor de moed van een onafhankelijke rechterlijke macht.

Die strijd voor vrijheid, democratie en rechtsstaat duurt voort, ook in Europa en hier in Nederland.

Bijna ongemerkt werd in 2022 aan de Grondwet een belangrijke algemene bepaling toegevoegd waarvan de tekst luidt: ‘De Grondwet waarborgt de grondrechten en de democratische rechtsstaat.’

Die waarborg is geen overbodige luxe. Bescherming van grondrechten is noodzakelijk om het veelkleurige karakter van de democratie te garanderen. Dat moeten wij goed beseffen nu in onze samenleving discriminatie en uitsluiting van minderheden, hoewel in strijd met de Grondwet, genormaliseerd zijn in het politieke debat.

Het behoud van de rechtsstaat gaat niet vanzelf, dat is een harde les. Daar moet je, in dialoog, voor blijven strijden. Strijden en verbinden voor een land waar ieder van ons, zonder uitsluiting, in vrijheid kan leven.

Vrijheid is de rechtsstaat.

Tooltip contents