Op 27 januari 2025 is het 80 jaar geleden dat vernietigingskamp Auschwitz door het Russische Rode Leger werd bevrijd. Frank van Vree is em. hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en oud-directeur van het NIOD. In 2024 verscheen van zijn hand Nederland en de herinnering aan de Jodenvervolging 1945-2024. Van Vree reflecteert op de betekenis van Auschwitz binnen de herinneringscultuur, 80 jaar na de bevrijding.
Al kort na de Tweede Wereldoorlog kreeg Auschwitz een iconische betekenis, niet alleen als bewijs van het barbaarse karakter van het nationaalsocialisme, maar ook als symbool van het kwaad waartoe de mens in staat is. Auschwitz, en dan met name het vernietigingskamp, belichaamde het dieptepunt van de westerse cultuur, die voor eeuwig was geschonden. Deze bijzondere betekenis zou Auschwitz houden tot de dag van vandaag, maar de context waarbinnen de herinneringen aan het kamp voortleven, is sinds de jaren tachtig grondig veranderd.
Eerste jaren
Dat juist Auschwitz zo snel een centrale plaats kreeg in de Europese herinneringscultuur had een aantal oorzaken. In de eerste plaats was Auschwitz, anders dan bijvoorbeeld Treblinka of Sobibór, meer dan alleen een dodenkamp. Naast het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau waren er twee ‘gewone’ concentratiekampen, waar naar schatting ook tweehonderdduizend niet-Joodse gevangenen zaten. De helft van hen zou de oorlog overleven, evenals ongeveer honderdduizend van de 1,1 miljoen Joodse gedeporteerden. Daarmee was het aantal overlevenden van Auschwitz niet alleen veel groter dan van andere kampen, maar ook diverser als het gaat om hun achtergrond en herkomst.
Precies dat had een grote impact op de herdenkingscultuur: de herinneringen aan Auschwitz hadden van het begin af aan een brede basis, zowel in Joodse als niet-Joodse kringen in uiteenlopende landen, te beginnen Polen, Frankrijk, Tsjechië en Joegoslavië. Een paar voorbeelden. In Polen werden nauwelijks een jaar na de bevrijding van het kamp de eerste stappen gezet om tot een gedenkplaats en een museum te komen. In 1947 werd op het voormalige kampterrein zelfs een speelfilm gedraaid, Ostatni etap (De laatste halte). De regisseur, de Poolse cineaste Wanda Jakubowska, was zelf gevangene geweest, evenals vele van de honderden figuranten. De film zou internationaal goed worden ontvangen. Ook in de nog steeds indrukwekkende Franse film Nuit et Brouillard (Nacht und Nebel) van Alain Resnais uit 1955, een van de eerste en meest invloedrijke documentaires over de nazistische kampen, speelde Auschwitz een centrale rol.
Anders dan nu stond in deze vroege herinneringscultuur rond Auschwitz de Jodenvervolging als zodanig niet centraal. Terwijl de slachtoffers – Joods en niet-Joods – op de eerste officiële plaquettes en monumenten in het kamp werden herdacht naar land van herkomst, ging het in de film Ostatni etap, bijvoorbeeld, in de eerste plaats om de solidariteit tussen vrouwelijke gevangenen – Joods en niet-Joods, Pools en niet-Pools. Nuit et Brouillard stond in het teken van dood en vernietiging, zonder dat de Jodenvervolging expliciet werd benoemd, hoewel de film er geen twijfel over liet bestaan dat veel slachtoffers Joods waren.
Deze tendens om geen scherp onderscheid te maken tussen slachtoffers van de Jodenvervolging en andere slachtoffers van de nazistische terreur, zowel in West- als Oost-Europa, is later vaak uitgelegd als een vorm van collectieve ontkenning of zelfs anti-semitisme. Dat is echter te simpel. Het is waar dat de aandacht voor de nazistische massamoord na 1946 overal in Europa snel verdween, maar los daarvan waren velen er oprecht van overtuigd dat zo’n scheiding tussen Joodse en niet-Joodse burgers verkeerd zou zijn: zij was immers bedacht en opgelegd door de nazi’s. Zo’n scheiding stond niet alleen op gespannen voet met de idee van nationale eenheid maar ook – ter linkerzijde – met de idee van internationale solidariteit.
Die gedachtegang lag ook aan de basis van wat later het Nederlands Auschwitz Comité zou worden. Zo keerde een van de belangrijkste gangmakers daarvan, de Joodse schrijver Sam Goudsmit, zich in 1952 ongemeen scherp tegen alle pogingen om Auschwitz te maken tot wat hij een ‘exclusief joods-orthodoxe aangelegenheid’ noemde. In Auschwitz, zo betoogde hij, waren behalve Joden ook Jehova’s getuigen, zigeuners, Polen, Russen en politieke gevangenen omgebracht. Een herdenking zou derhalve een algemeen karakter moeten hebben, als aanklacht en als waarschuwing. Dat het comité in deze jaren sterk links en voor een belangrijk deel communistisch georiënteerd was, speelde in deze opstelling een belangrijke rol.
Ommekeer
Pas vanaf het midden van de jaren zestig kwam het accent in de herdenking van Auschwitz geleidelijk expliciet te liggen op de antisemitische vernietigingspolitiek. In Nederland gebeurde dat vroeger dan in de meeste andere landen, waarbij de publicatie van Ondergang van Jacques Presser in 1965 een definitief keerpunt vormde. In dit tweedelige werk gaf Presser niet alleen een indringend beeld van de Jodenvervolging, maar ook van de meewerkende houding en passiviteit van veel Nederlandse instanties. Ondergang sloeg in als een bom en vormde het begin van een lang proces van erkenning. Zo verrezen er nieuwe monumenten en kregen vervolgingsslachtoffers in 1972 recht op financiële ondersteuning. Daarbij was in Nederland ook al vroeg aandacht voor andere systematisch vervolgde groepen, te beginnen met Roma en Sinti.
In de meeste andere landen verliep de erkenning van het uitzonderlijke karakter van de nazistische vervolgingspolitiek langzamer. Een onmiskenbare mijlpaal daarin was de wereldwijde uitzending van de vierdelige Amerikaanse televisieserie Holocaust in 1978-1979, die door honderden miljoenen mensen in Europa en Noord-Amerika werd gezien. Vooral in de VS en Duitsland maakte de serie grote indruk – en dat is nog zachtjes uitgedrukt. Men zou, enigszins versimpeld, kunnen zeggen dat er rechtstreekse lijnen lopen van de televisieserie Holocaust naar het toonaangevende United States Holocaust Memorial Museum (1993) en het Denkmal für die ermordeten Juden Europas in Berlijn (2005), vaker aangeduid als het Duitse Holocaustmonument.
Deze voorbeelden zijn niet toevallig gekozen: met de televisieserie deed ook het woord ‘Holocaust’ zijn intrede in de herinneringscultuur. Vóór 1978 was de term in Nederland en de rest van Europa volledig onbekend, maar daarna zou ze in hoog tempo verwante aanduidingen als ‘Jodenvervolging’ en ‘Auschwitz’ in de schaduw stellen. Die verschuiving was niet alleen een kwestie van woorden: ‘de Holocaust’, als begrip, staat ook voor een andere manier van kijken naar de nazistische barbarij. De Holocaust gaat over vervolging en vernietiging op basis van religie, etniciteit en cultuur, over genocide en mensenrechten, gericht tegen Joden, Roma en Sinti, maar evenzeer tegen de Russische krijgsgevangenen, psychiatrische patiënten en andere als minderwaardig beschouwde groepen.
Holocaust-herdenkingscultuur
De onstuitbare opkomst van de term Holocaust weerspiegelde het ontstaan van een nieuwe herinneringscultuur, die sinds de eeuwwisseling leidend is. Deze cultuur heeft een internationaal politiek karakter, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de officiële internationale herdenkingen, onder meer op Holocaust Memorial Day. Maar dat niet alleen: ook de taal, de rituelen en de iconen van deze herinneringscultuur hebben een globaal karakter gekregen, of het nu gaat om namenmonumenten, musea, wetten tegen Holocaust-ontkenning, Stolpersteine, het internationale video-archief van de Shoah Foundation, Anne Frank of Primo Levi. Ook Nederland heeft zich de laatste decennia naadloos gevoegd naar deze globale herinneringscultuur, zoals blijkt uit de oprichting van het Nationaal Holocaust Namenmonument en het Nationaal Holocaustmuseum.
Daarmee heeft de herdenking van de bevrijding van Auschwitz een lange weg afgelegd. Ze begon in de jaren vijftig als een samenkomst van overlevenden van het kamp (en hun familie), met ’s middags een korte en beperkte plechtigheid bij de urn met as van slachtoffers op de Amsterdamse begraafplaats De Nieuwe Ooster en ’s avonds een cultureel programma. Vanaf de jaren zeventig verschoof het accent naar de herdenking op de begraafplaats, waar Jan Wolkers in 1977 zijn Spiegelmonument realiseerde.
Met de verschuiving van de nazistische vernietigingspolitiek naar het hart van de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog werden de bijeenkomsten geleidelijk massaler. Ook de aandacht van de media en de politiek nam toe, vooral nadat de plechtigheid, mét het monument, was overgebracht naar het Wertheimpark. Vanaf dat moment kreeg zij een min of meer officiële en nationale status, een ontwikkeling die werd bezegeld met het omdopen, in 2010, van de Auschwitz-herdenking in ‘Nationale Holocaust Herdenking’. Daarmee zijn niet alleen de vorm en de status van de herdenking onherkenbaar veranderd, maar ook de betekenis ervan.
Dit artikel verscheen eerder in NC Magazine nr. 26 (najaar 2024). Het artikel is geschreven door Frank van Vree.