Rosanne Hertzberger: 5 mei-lezing 2019

Uitgesproken op Bevrijdingsdag 2019.

Ik kies voor optimisme

Jenny Hertzberger-Gold, mijn grootmoeder, werd samen met haar moeder Rosa Kempinski in mei 1945 bevrijd uit het Poolse kampje Kokoszki. Een ausserkommando van het concentratiekamp Stutthof bij Danzig. Op een ochtend waren de SS’ers plotseling verdwenen, er was geen geschreeuw, er was geen appel, het was angstaanjagend stil in het kamp. In de loop van de dag kwamen er nieuwe militairen het kamp binnen. Lopend, niet marcherend. Het waren de Sovjets, de oorlog was voorbij.

Drie jaar nadat mijn grootmoeder als zestienjarig meisje uit haar ouderlijk huis in Maastricht was gedeporteerd, was ze weer vrij. In die drie jaar had ze Westerbork en Theresienstadt gezien. Ze had Auschwitz en Stutthof overleefd, Praust en Kokoszki. Ze was in een veewagon vervoerd, tweeënhalve dag lang zonder eten en drinken, zonder wc, in het donker, tussen het gejammer en gehuil. Bij aankomst bleek een heel aantal mensen uit de wagon te zijn gestorven. De mensen die op de houten kar op het perron van Auschwitz gingen zitten omdat ze te zwak waren om te lopen, gingen direct richting gaskamer, moeders met baby’tjes op hun arm, ouden van dagen. Er zou nog een aantal van dat soort momenten volgen waarin mijn oma samen met haar moeder net in de goede rij terechtkwam. Zij scheerden telkens weer langs de afgrond. Ze hielden elkaar vast, raapten elkaar op van de grond en bleven doorlopen, door en door en door. Want wanneer je niet meer kon lopen werd je doodgeschoten. En die schoten klonken steeds vaker. Tot het plotseling voorbij was. Mijn oma was negentien jaar oud op Bevrijdingsdag, ze was uitgemergeld, ze had luizen en vlektyfus, en een tatoeage op haar arm om ons er altijd aan te herinneren dat zij ooit een nummer was geweest.

Dames en heren, het is niet 4 mei vandaag, het is 5 mei. Na de vernietiging volgde bevrijding. Ook voor mijn oma. Ze overleefde en leefde nog een lang leven. Ze trouwde, ze kreeg kinderen en die kinderen kregen kleinkinderen en hier sta ik. Ik ben één van hen. Wij zijn er nog, wij leven er op los. We studeren en werken en zetten zelf een nieuwe generatie op de wereld.

Maar de oorlog is altijd aanwezig gebleven. De geschiedenis wil maar geen geschiedenis worden. Het geeft een soort zwaarte binnen Joodse families en de Joodse gemeenschappen van Europa. Ik merkte dat pas toen ik in Amerika woonde en daar onderdeel werd van de Joodse gemeenschap. Ook daar heb je een lange bloederige geschiedenis van antisemitisme en geweld. Een paar maanden voor onze aankomst werden drie mensen doodgeschoten op een parkeerplaats bij een Joods centrum in een stad niet ver van waar wij woonden. En toch voelde ik daar een lichtheid, een zelfvertrouwen, een frivoliteit, die ik nooit eerder binnen Joodse groepen in Nederland had ervaren. Kan dat alleen in een land dat geen Holocaust heeft doorgemaakt?

Ik kom uit een familie van optimisten. Dat is een zeldzaamheid, optimistische Joden, want wie ook maar iets van evolutie weet kan zich voorstellen dat optimisme niet bepaald een eigenschap is waar positieve selectiedruk op zit. Optimisme was een levensgevaarlijke eigenschap voor Joden. Optimistische Joden vluchten niet en duiken niet onder. Het zal zo’n vaart niet lopen, zeggen ze tegen elkaar. Het waait wel over. En toch, op één of andere manier overleeft de eigenschap.

Ik kijk naar onze familie, en concludeer dat het goed gaat met ons. En niet alleen met ons, ook met ons Nederlandse Joden. Ik denk dat we hier in veiligheid en vrede en vrijheid goede levens kunnen leiden.

Joodse Nederlanders worden vaak niet gezien als primair Joods. Maar als microbioloog, of als verpleegkundige, als docent of als leerling, als Nederlander. Joods zijn is een bijzaak en dat is de bedoeling. Ik denk dat het ook goed gaat met onze Joodse gemeentes. Afgelopen jaar was ik voor de Joodse feestdagen in de synagoge van Den Haag. Het zat vol, er werd zoals altijd vrolijk door de dienst heen gekletst, er werd prachtig gezongen, kinderen huppelden heen en weer. We heffen het glas en roepen lechajim. Op het leven. Wij leven nog. Wij zijn er nog en niet alleen dat, het gaat goed met ons.

Ik kies voor optimisme. Het is een bewuste keuze, en die keuze maak ik tegen de stroom in.

Want het is hoogst controversieel om optimistisch te zijn. Volg ik het nieuws niet, vraagt men mij dan. Leef ik soms onder een steen? Kijk om je heen, zie hoe telkens weer het meest virulente antisemitisme open en bloot op de sociale media verschijnt. In heel Europa voelen Joden zich steeds onveiliger. In Frankrijk en Duitsland zie je grote toename van antisemitische incidenten. Met verhalen over George Soros zien we de karikatuur van de Eeuwige Jood weer steeds vaker verschijnen. Mannen met keppeltjes zijn hun leven niet zeker. Weet ik dan niet wat er gebeurde met het Israëlisch restaurant in Amsterdam?

En ze hebben gelijk, het is niet makkelijk optimist te blijven als je op Facebook en Twitter kijkt. Daar waad je door metershoge antisemitische drek. Ik ben niet blind. Wanneer ik naar de synagoge ga loop ik ook langs de marechaussee die daar met automatische vuurwapens onze veiligheid staat te bewaken. Waarom ben ik dan niet bezorgd, zoals alle anderen?

Uit welke hoek komt de dreiging? Vraag ik weleens. Tegen wie moeten we precies beschermd worden? Het antwoord is: tegen wie niet? Sommige mensen beweren dat het vooral de moslims zijn. Zie de aanslag in het Brussels museum, in de koosjere supermarkt in Parijs, bij een Joodse school in Toulouse.

Maar vraag het de moslimgemeenschap en die wijzen naar extreemrechtse hoek. Erkenbrand, Stormfront, Charlottesville, white power. Elf doden bij de aanslag op de synagoge van Pittsburgh. Was dat een moslim? Welnee, het was een lid van de Ku Klux Klan.

Weet je waar het echte probleem zit? zeggen anderen weer. Links! Antifascistische organisaties, Arafat-sjaals. Gele hesjes, of kijk naar de Britse Labourpartij waar antisemitisme weer salonfähig is geworden. Al die zogenaamde Israël-haat, waar denk je dat dat vandaan komt?

Er waait een gure antisemitische wind en die komt uit alle richtingen tegelijkertijd. Vraag het de Joodse gemeenschappen van Europa en daar beamen ze dat we ons weer in een penibele situatie bevinden. 90% antwoordt in enquêtes dat Jodenhaat toeneemt in hun land. In Nederland zegt de helft van de Joden zich niet vrij te voelen om openlijk Joods te zijn en vind je het gek? Berichten over antisemitisme staan telkens weer op de voorpagina. Je hoeft niet lang te lezen op sociale media om je gelijk bewezen te zien worden.

Weet u wie er vooraan staan om die angst verder aan te wakkeren? De Israëlische ambassadeurs. Er pakken zich weer donkere wolken samen boven het Joodse volk. Kom toch naar Israël, zeggen ze, daar ben je veilig.

Zo leven wij Joden, altijd in bange afwachting tot de dag weer aanbreekt dat het mis gaat. Ik herinner me niet dat het ooit anders is geweest. Ook toen jaar na jaar het aantal antisemitische incidenten daalde, bleven we wijzen op de gevaren. Tweederde van de antisemitische meldingen in dit land heeft nog steeds met voetbal te maken. Steeds minder Europeanen hebben antisemitische gevoelens, en die daling is al 15 jaar aan de gang. Groeit het aantal antisemitische incidenten? Vast en zeker, maar een aanzienlijk deel van die groei is virtueel. Het lijkt erop dat het antisemitisme dat altijd al bestond nu vrijelijk wordt gedeeld online. Net als, trouwens, seksisme en racisme en moslimhaat.

Er is geen aanslag geweest hier in Nederland. Maar het is niet de bedoeling om daar optimistisch over te zijn. Want die kan morgen plaatsvinden, zeggen ze dan. Permanente bezorgdheid is een plicht.

Ik erger me om een andere reden aan de berichtgeving. Een toename van antisemitisme hier in Europa is anders dan in Amerika. Hier is bezorgdheid om de Joodse gemeenschap nooit zomaar bezorgdheid. Het is altijd in de context van de oorlog. Auschwitz blijft de maat der dingen. De geschiedenis wordt maar geen geschiedenis.

Dames en heren, ik weiger zo te leven. Leven in de stellige overtuiging dat je ooit, misschien wel binnenkort weer slachtoffer zal worden, is geen leven. Geen goed leven in ieder geval.

En ik denk ook dat de angst overtrokken is. Niet dat er geen geweld bestaat. Ook in Nederland kan je in veel gebieden niet met keppeltje over straat. Maar het is belangrijk om te kijken naar waar dat antisemitisme vandaan komt. En als ik kijk naar de huidige opkomst constateer ik dat het misschien dreigend is, maar dat het geen macht heeft. Het komt van gemarginaliseerde groepen. Het zijn rotjochies, vandalen, terroristjes.

En daarom vind ik die link die telkens weer wordt gelegd met de massamoord die op de Nederlandse Joden werd gepleegd tijdens de oorlog echt misplaatst. Want voor razzia’s en pogroms heb je meer nodig. Daarvoor heb je breed gedragen, geïnstitutionaliseerde Jodenhaat nodig. Antisemitisme met macht, in alle rangen en standen van de bevolking. En dat zie ik niet. Er is geen probleem met antisemitisme bij onze ambtenaren en openbaar bestuurders. Niet bij onze politie. Niet bij het bedrijfsleven. Niet in de rechtspraak. Ik denk dat er geen structureel antisemitisme is in de traditionele media, en niet op scholen en universiteiten, en bovendien denk ik dat er geen antisemitisme is bij onze volksvertegenwoordigers en in de instituten van onze democratie.

Ik zie wel veel bezorgdheid, en daarin zie je betrokkenheid met het lot van de Joden en dat waardeer ik. Tegelijkertijd is die permanente angst, die eindeloos durende noodtoestand waarin de Joodse gemeente zich begeeft, misschien wel de grootste bedreiging voor Nederlandse Joden.

Mijn oma Jenny, en haar moeder Rosa, droegen de oorlog hun leven lang met zich mee. Het was een loodzware bagage. Wanneer de Holocaust de maat der dingen blijft, dan blijven we die bagage altijd met ons meezeulen. Ik wil dat niet. Ik weiger een vierde generatie slachtoffers groot te brengen. Ik wil dat de geschiedenis geschiedenis wordt.

Dat optimisme is een slechte eigenschap in de lange Europese geschiedenis van Jodenvervolging en oorlog. Maar meestal is het vrede. Meestal gaat het goed. En ik geloof dat optimisme een essentiële eigenschap is in tijden van vrede, veiligheid, en vooral in tijden van vrijheid. Ook in Nederland is er voor Joden genoeg reden om frivool en trots en zelfverzekerd te zijn. Het is niet 4 mei. Het is 5 mei vandaag.

Tooltip contents