Rituelen onderzoek

Om rituelen van herdenken en vieren in de toekomst betekenisvol te houden, is niet alleen continuïteit, maar ook verandering het antwoord. Dit blijkt uit onderzoek van het Nationaal Comité 4 en 5 mei en ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum.

De twee minuten stilte, het trompetsignaal, de kranslegging, de vlag halfstok: deze rituelen zijn begrippen geworden in Nederland. Het draagvlak voor 4 en 5 mei is onverminderd groot en de daarbij horende rituelen bestaan al zo lang dat ze inmiddels in het collectieve geheugen zijn gegrift. Organisatoren van lokale herdenkingen signaleren bovendien een toename van het aantal deelnemers. In de praktijk wordt dan ook veelal een behoudend antwoord gegeven op de vraag hoe de herdenkingen betekenisvol te houden: door vast te houden aan de bestaande rituelen. Dit blijkt echter maar een deel van het antwoord te zijn. Want hoewel de kracht van een ritueel vaak schuilt in de vertrouwde herhaling, is uit het rituelenonderzoek van het comité en ARQ duidelijk geworden dat rituelen ondertussen continu in beweging zijn. Dit volgt vaak hetzelfde pad: het begint ‘van onderop’ om gaandeweg geformaliseerd te worden. De kracht van rituelen zit dus vooral in de ogenschijnlijke onveranderlijkheid: in het vermogen om ze steeds aan te passen aan nieuwe behoeftes zonder de vertrouwde kern te verliezen.

Veranderende betekenisgeving
Wanneer kun je een ritueel als ‘betekenisvol’ beschouwen? Als uitvoering, context en uitwerking met elkaar in balans zijn. Het gaat er daarbij om dat de relatie duidelijk is tussen wat men doet en wat men ermee wil zeggen. Herdenkingsrituelen vormen de schakel tussen het verleden en de betekenis die in het heden aan dat verleden wordt gegeven.

Het is dus van groot belang om voeling te houden met die steeds weer veranderende betekenisgeving in de samenleving. Dat gaat niet altijd zonder slag of stoot: soms doen veranderingen stof opwaaien en leiden ze tot felle discussies. Een casestudie uit dit onderzoek over de militaire herdenkingsrituelen op de Dam in Amsterdam laat zien dat aanvankelijke weerstand in dat geval over kon gaan in omarming. Toen in 1988 de Nationale Herdenking van de middag naar de avond werd verplaatst en samengevoegd werd met de lokale Amsterdamse herdenking, kwam er kritiek op de rol van militairen en veteranen. Die kritiek verstomde na verloop van tijd. Het bleek een kwestie van gewenning, naast toenemende erkenning en waardering voor veteranen in de samenleving. Het is dus van belang om wijzigingen geleidelijk door te voeren, zodat het publiek tijd krijgt om eraan te wennen.

Nieuwe generaties en groepen
Een onderliggende vraag van deze studie ging over nieuwe generaties en nieuwe groepen in de samenleving met andere geschiedenissen dan de Nederlandse oorlogsgeschiedenis. De vraag of en hoe het stokje van herdenken en vieren wordt overgenomen, is 75 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog actueler dan ooit. Een belangrijke en positieve uitkomst van verschillende deelstudies is dat kinderen en jongeren herdenken belangrijk vinden. In vergelijking met volwassenen spreken de bestaande rituelen hen minder aan, al geven jongeren ook aan dat we ervoor moeten waken het ritueel te willen versimpelen of ‘opleuken’. Jongeren hechten ook aan tradities. De behoefte aan verandering gaat vooral over inzicht en invoelbaarheid: jongeren willen de rituelen kunnen begrijpen, en ze willen zich kunnen inleven in wat het betekent om in oorlog te leven. Dat kan door middel van meer uitleg, persoonlijke verhalen, en rituelen waarin verschillende zintuigen worden aangesproken.

De behoefte aan verandering ligt ook in het zelf betrokken worden bij het vormgeven van een herdenking. Met name uit de casestudie naar het educatieve programma Adopteer een monument blijkt dat dat nog nauwelijks gebeurt. Jongeren leren vooral dat herdenkingen er uit horen te zien zoals ze er nu uitzien. Hun voorkeur voor traditie is dus wellicht eerder aangeleerd dan authentiek. De jongeren die wel hun eigen herdenking vormgeven, waarderen dit zeer omdat ze zichzelf hierin kunnen herkennen. De sleutel tot werkelijke betrokkenheid van jongeren is dus niet zozeer popularisering van bestaande rituelen, als wel het serieus nemen van hun perspectief.

Uit verschillende deelstudies komt de behoefte naar voren om het herdenken en vieren meer inclusief, actueel en invoelbaar te maken. Jongeren waarderen bij herdenken zeer de aanwezigheid van personen die zelf een recente oorlog hebben meegemaakt, zoals veteranen. Ook leggen zij een link met oorlogen en vluchtelingen van nu op de dagen rondom 4 en 5 mei. Vluchtelingen blijken zich bovendien door de herdenking sterk gesteund en verbonden te voelen, ook al hebben zij een andere oorlog meegemaakt. Dit geldt zowel voor mensen die recent naar Nederland zijn gekomen als voor personen die al tientallen jaren in Nederland wonen.

Rituelen van het vieren van vrijheid
Al is de steun voor Bevrijdingsdag hoog, de huidige invulling van 5 mei wordt gemengd ontvangen. Het bekende ritueel van het uithangen van de vlag wordt gewaardeerd, evenals de Bevrijdingsfestivals en het Bevrijdingsvuur. Maar jongeren missen bij de festiviteiten een link naar de thema’s van bevrijding en vrijheid. Er worden veel inhoudelijke activiteiten georganiseerd op de festivals, en die worden ook positief ontvangen. Om het vieren van vrijheid betekenisvol te houden – en wellicht zelfs meer betekenis te geven – is het van belang om te onderzoeken hoe mensen zich hieraan persoonlijk op een laagdrempelige wijze kunnen verbinden, en een gevoel van gezamenlijkheid kunnen ervaren. Het is daarom interessant om te volgen hoe het relatief nieuwe ritueel van de Vrijheidsmaaltijd zich zal ontwikkelen.

De publicatie en deelrapporten zijn digitaal beschikbaar op de pagina Rituelenonderzoek ‘Constant en in beweging’


Dit artikel verscheen eerder in NC Magazine nr.18 (najaar 2020). Het artikel is geschreven door Renske Krimp, de foto is van Salih Kiliç.

Tooltip contents