Nieuwe voorzitter en bestuursleden

Per 1 juni heeft het Nationaal Comité een nieuwe voorzitter: Wim van de Donk. Daarnaast traden drie nieuwe bestuursleden aan: Petra van Zuijlen, Gert-Jan Buitendijk en Onno Eichelsheim. Tijd voor een kennismaking.

Wim van de Donk

Nieuw voorzitter

Wim van de Donk is per 1 juni 2021 benoemd tot voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Van de Donk is sinds 1 oktober 2020 rector magnificus en voorzitter van het college van bestuur van Tilburg University. Daarvoor was hij elf jaar commissaris van de Koning(in) in Noord-Brabant. Naast zijn hoogleraarschap maatschappelijke bestuurskunde aan Tilburg University was hij tussen 2004 en 2009 voorzitter van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR).

Meneer Van de Donk, hoe bent u de nieuwe voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei geworden?
“Ik werd gevraagd om te solliciteren en zei daarop volmondig ja. Al sinds mijn 5 mei-lezing in 2008 (De bedoeling van bevrijding) voel ik me nauw betrokken bij het werk van het Nationaal Comité. Het is een grote eer om Gerdi Verbeet op te volgen: haar drive en focus zijn een lichtend voorbeeld. Ik zie uit naar de samenwerking met de andere leden van het comité, de medewerkers en de partners in het grote netwerk van herdenken en vieren, zoals de lokale comités en het vfonds.”

U groeide op in de jaren zestig en zeventig. Welke rol speelde de oorlog destijds in uw familie?
“Bij ons thuis leefden de verhalen zoals in veel Nederlandse gezinnen van mijn generatie, met opa’s, oma’s en ouders die de oorlog als kind hadden meegemaakt. Mijn moeder moest uit Veghel vluchten voor het oorlogsgeweld rondom Operatie Market Garden. Haar broertje heeft een lang verblijf in de schuilkelders niet overleefd. Mijn vader vertelde vaak hoe zijn vader door een Duitser werd gecommandeerd van het trottoir te stappen. Iets heel eenvoudigs en kleins, maar de vernedering die dit symboliseerde, maakte grote indruk. Zelf was ik als jonge scout vaak deel van de lokale herdenking in Veghel. De militaire verliezen rondom Market Garden werden met optochten van tanks en soldaten herdacht. Maar er was ook aandacht voor de Holocaust, wat destijds nog niet overal zo was. Ik herinner me de verhalen over een familie Wolf en de synagoge in Veghel. Mijn ouders hebben mij en mijn broers de verhalen over de oorlog en de opdracht om onze vrijheid niet als vanzelfsprekend te beschouwen indringend voorgehouden.”

Is aandacht voor vrijheid anno 2021 belangrijker dan ooit?
“Niet per se, volgens mij is het altijd belangrijk geweest, voor elke generatie opnieuw. Elk tijdsgewricht kent zijn eigen issues, maar de waarden van vrijheid, menselijke waardigheid en het grote belang van rechtsstaat en democratie overstijgen die. Overigens: harde cijfers heb ik niet, maar mijn intuïtie zegt dat de betrokkenheid van de jongere generatie bij 4 en 5 mei juist groeiende is, ook bij lokale comités. Jongeren van nu zijn opvallend maatschappelijk bewust. In Brabant organiseerden we een internationaal jongerencongres, waar ze nieuwe vormen en rituelen voor de erfenis van de Tweede Wereldoorlog onderzochten. Het is belangrijk om daarin te investeren, nu de generatie die de oorlog op een directe manier vertegenwoordigde steeds minder talrijk in ons midden is.”

Wat voor inzichten heeft u van dat congres meegenomen voor de toekomst van herdenken en vieren?
“Om ons goed te bezinnen op de betekenis van digitalisering voor de manier waarop we onszelf als samenleving blijven ontwikkelen. Vrijheid van meningsvorming is daarin fundamenteel, maar nooit zonder verantwoordelijkheid. Ik zie uit naar de eerste ronde gesprekken hierover met de andere leden van het Nationaal Comité en onze partners. Vanwege corona hebben we elkaar als bestuur nog maar één keer in levenden lijve gesproken. Binnenkort gaan we de hei op, zoals dat heet, en nemen we uitgebreid de tijd. Het is een grote verantwoordelijkheid om vorm te geven aan iets wat wezenlijk van ons allemaal is en wat we samen moeten bewaken.”

In 2008 hield u de 5 mei-lezing. Is het maatschappelijk klimaat in Nederland in de dertien jaar sindsdien onverdraagzamer geworden?
“Dat lijkt soms zo, maar ik geloof dat de meeste mensen de oprukkende polarisatie vooral spuugzat zijn. Duidelijk is wél dat er een venijn in social media is geslopen. Het woord social, als in gemeenschappelijk, is soms ver weg. We moeten parallelle samenlevingen voorkomen, waarin mensen alleen nog in een echokamer van gelijkgezinden verkeren, met een eigen claim op vrijheid. Maar vrijheid is geen consumptieartikel dat alleen van jou of jouw eigen groep is. Ik vind het allesbehalve heilzaam om je terug te trekken in je eigen bubbel, onder het mom van: ik laat de ander vrij om hetzelfde te doen.

Dat is geen tolerantie – het erkennen en werkelijk dragen van soms ook pijnlijke verschillen – maar onverschilligheid jegens de ander. Onverschilligheid is gevaarlijk, het tast als een cynisch gif de fundamenten van verdraagzaam samenleven en daarmee de vrijheid aan.”

Leidt het wegvallen van de eerste generatie oorlogsgetroffenen tot een wezenlijke verschuiving in het herdenken?
“Allereerst: vergeet de mensen niet die nog leven, die toen kind waren. Dit weekend las ik een interview met de 92-jarige Hannah Goslar, vriendin van Anne Frank. Ik heb inmiddels ook de indrukwekkende film gezien. Op alle scholen vertonen en in alle media, zou ik zeggen! Ja, de directe lijn met de oorlog zal inderdaad ophouden, maar daarmee is het persoonlijke perspectief niet meteen weg. We zullen volop gebruikmaken van de vele getuigenissen over de gevolgen van oorlog, bezetting, vervolging. Uiteindelijk gaat het om de essentie, om het waaróm van herdenken. Die vinden we overigens óók in hedendaagse verhalen over oorlog en geweld. De tijd dwingt ons nu eenmaal te accepteren dat het beeld van de Tweede Wereldoorlog verder weg komt te liggen. Tegelijkertijd proberen we dit voortdurend naderbij te halen. Zo verschuift er wel iets: herdenken wordt, nog meer dan het al was, nadenken. Ook over onze tijd.”

 

Petra van Zuijlen

Nieuwe penningmeester

“Op de ochtend van de tiende verjaardag van mijn vader, 24 oktober 1944, werd zijn vader doodgeschoten. Een groep geallieerde soldaten was opgetrokken tot aan het café van mijn opa en oma, aan de rand van Rosmalen. In de kelder van het café schuilden die nacht meerdere gezinnen uit de buurt. Mijn grootouders hadden bovendien een aantal jonge, gewonde Duitse soldaten in de kelder gelaten. Volgens afspraak waren ze alweer vertrokken, maar de geallieerden hadden ze naar binnen zien vluchten en hielden daarom het café onder schot. Toen mijn opa vroeg in de ochtend naar buiten liep, werd hij direct dodelijk geraakt.

Mijn vader leeft nog en het herdenken op 24 oktober – de dag waarop zijn vader werd doodgeschoten – én op 4 mei zijn voor hem belangrijke rituelen. Dat ik zo graag bestuurslid van het Nationaal Comité wilde worden, is zeker een eerbetoon aan mijn vader, aan zijn veerkracht en positieve levenshouding ondanks die noodlottige gebeurtenis. Mijn motivatie komt ook vanuit de ambitie om maatschappelijke verantwoordelijkheid te dragen. Ik werk in de financiële zakenwereld en het Nationaal Comité betekent voor mij een uitzonderlijke bestuursfunctie. Het gaat om grote thema’s die voor heel Nederland van belang zijn. Ik wil hiervoor in mijn zakelijke omgeving en bij mijn vele jonge collega’s aandacht vragen. Met mijn achtergrond van registeraccountant kan ik me bovendien nuttig maken als penningmeester en zorg ik graag voor een gezond financieel beheer.

Onno Eichelsheim

Commandant der Strijdkrachten

“Als kersvers bestuurslid was ik afgelopen 4 mei aanwezig bij de Nationale Herdenking. Vanwege de coronamaatregelen was de Dam leeg. Maar juist door het ontbreken van die massaliteit werd het een intiem moment. Na afloop heb ik diepgaande gesprekken gevoerd met de overige aanwezigen. Dit deed ik ook altijd bij de lokale herdenking met mijn gezin in Breda. Voor mij zijn die nagesprekken minstens zo belangrijk als de plechtigheid zelf. Binnen het Nationaal Comité wil ik dan ook pleiten voor initiatieven waarin de verdiepende beleving centraal staat. Zo geloof ik in een verplicht bezoek van elke scholier aan een voormalig concentratiekamp: Westerbork, Vught, Amersfoort of verder weg zoals Bergen-Belsen, Auschwitz. Wellicht kan het ministerie van Defensie hierbij ook een rol spelen.

Ik ben geboren in 1966. Mijn ouders hebben de oorlog als jong kind meegemaakt. Ze woonden beiden in Rotterdam dus de Hongerwinter ging niet aan hen voorbij: de uitputting, bloembollen eten, kolen stelen. Mijn vader hechtte veel waarde aan herdenken en vertelde ons vaak over deze oorlog, tot vervelens aan toe – vond ik toen. Maar in 1994 werd ik zelf uitgezonden naar Bosnië en begon ik te begrijpen wat oorlogsgeweld voor een kind betekent. Te leven in kapotte huizen, zonder voldoende eten en drinken, te midden van angst en spanning, wantrouwen naar de buren. Soms zag ik kinderen tussen de puinhopen met een bal spelen. Maar meestal zag je ze enkel in het passeren en keken ze je aan, met een holle, angstige blik.

Wat ik van mijn missies in oorlogsgebieden heb geleerd? Positief: dat de mens weerbaar en veerkrachtig is. Ook de Bosnische kinderen hebben zich tot op zekere hoogte gered. Negatief: dat beschaving maar een dun laagje is. Er is niet veel voor nodig om het kwade in de mens wakker te schudden. Dat zien we nu weer in Afghanistan. Ik zeg vaak: vrijheid is niet gratis. Je moet letterlijk en figuurlijk blijven investeren. Letterlijk, door te zorgen dat de veiligheidsorganisaties goed geëquipeerd zijn. Figuurlijk, door er als samenleving voortdurend aan te blijven werken.”

Gert-Jan Buitendijk

Secretaris-generaal van het ministerie van Algemene Zaken

“Sinds 1 september 2020 ben ik als adviseur verbonden aan het bestuur van het Nationaal Comité, want dat is de datum dat ik secretaris-generaal werd van het ministerie van Algemene Zaken. De secretarissen-generaal van de ministeries van AZ en VWS zijn qualitate qua aan het bestuur verbonden, vanwege de ministeriële verantwoordelijkheid van beide departementen voor het comité. Hoewel wij formeel een andere status hebben dan de overige leden van het bestuur, functioneren wij in de praktijk hetzelfde. Het is een mooie bijkomstigheid van mijn baan, met de nadruk op mooi.

Nadenken over 4 en 5 mei is niet nieuw voor mij. In mijn eerdere functies als wethouder en locoburgemeester van de gemeente Strijen was ik nauw betrokken bij de lokale herdenking en viering. In 2002 mocht ik een toespraak bij de 4 mei-herdenking houden. Dat vond ik een eer: ik ben immers al van de tweede generatie, die na de oorlog is geboren. Mijn inspiratie kwam uit de verhalen van anderen die wel directe ooggetuige waren. Van lokaal naar nationaal herdenken en vieren betekent een andere schaalgrootte, maar in wezen draait het om dezelfde essentie. Hoe doe je recht aan het oorlogsverleden en hoe vertaal je dit naar hedendaagse vrijheid?

Als kinderen waren wij vroeger als toeschouwers aanwezig bij de lokale herdenking. Tegenwoordig leggen kinderen bloemen of kransen, ze doen actief mee. Zo zie je hoe rituelen veranderen. Of we voor het herdenken op 4 mei andere vormen moeten zoeken naarmate de tijd voortschrijdt? Niet per se. Die rituelen zijn zo krachtig. En als er iets verandert, moeten we dat niet van bovenaf opleggen. Dat zal organisch gaan, meebewegend met de samenleving. Vooralsnog blijkt uit alle onderzoeken dat herdenken en vieren voor Nederlanders belangrijke identiteitsdragers zijn. Het wordt gezien als iets wat bij ons land hoort. Dat de oorlog steeds langer geleden is, vormt geen barrière.”


Dit artikel verscheen eerder in NC Magazine nr.20 (najaar 2021). Het artikel is geschreven door Alex Bakker, de foto’s zijn van Merlijn Doomernik.

Tooltip contents