Op 20 november overhandigde voorzitter Gerdi Verbeet de nieuwe beleidsvisie van het Nationaal Comité 4 en 5 mei virtueel aan staatssecretaris Paul Blokhuis van VWS. Het document heeft de titel Iemand stelt de vraag– naar het gelijknamige gedicht van Remco Campert dat de opstellers van de visie heeft geïnspireerd.
Het Nationaal Comité 4 en 5 mei publiceert zo´n nieuwe beleidsvisie elke vijf jaar. Dat wordt van het comité verlangd, maar volgens Gerdi Verbeet is er ook een goede inhoudelijke reden voor. “We zoeken voortdurend naar antwoorden op de vraag hoe we herdenken, herinneren en vieren het beste vorm en inhoud geven. Maar zo nu en dan moet je eens stilstaan bij de vraag: doen we nog de goede dingen en doen we die dingen wel goed? Het visiedocument geeft je daartoe de gelegenheid.”
Het Nationaal Comité hechtte eraan veel verschillende mensen bij de voorbereiding van het document te betrekken. Het hele proces heeft al met al wel twee jaar geduurd. Verbeet: “Alle vrijwilligers van de lokale 4 en 5 mei comités en van de Oranjeverenigingen hebben hun mening kunnen geven – dat zijn immers de deskundigen, de mensen die elk jaar weer in het hele land honderden herdenkingen en vieringen organiseren. Er is een grote bijeenkomst geweest in het gebouw van de Sociaal Economische Raad (SER) met honderd deelnemers, ook veel jongeren. En natuurlijk hebben onze samenwerkingspartners in de laatste fase meegekeken en zij kwamen met interessante aanvullingen. Je kon zien dat ze er veel tijd en energie in hebben gestoken om alles te lezen en hun commentaar te geven. Dat vond ik mooi.”
Betrokkenheid
Ook bij de uitvoering van de nieuwe visie zal het Nationaal Comité 4 en 5 mei de komende vijf jaar nauw samenwerken met een breed netwerk van instellingen, bedrijven en organisaties die zich gezamenlijk verantwoordelijk voelen voor onze vrijheid. Het liefst zou Verbeet zien, dat iedereen in Nederland zich betrokken voelt bij herdenken en vieren. “Het gaat in de eerste plaats om mensen die nauw betrokken zijn, zoals organisaties uit het verzet, nabestaanden, slachtoffers. Maar het gaat er ook om dat de doorsnee Nederlander met welke achtergrond dan ook zich aangesproken voelt, nadenkt over wat de Tweede Wereldoorlog voor hem of haar betekent – en zich daardoor meer bewust wordt van de verantwoordelijkheid die we met elkaar dragen voor het bewaren en bewaken van onze vrijheid. Dat je gaat nadenken over hoe we ieder voor zich en samen met elkaar de condities voor die vrijheid moeten verdedigen, zoals de democratische rechtsstaat. En dat we niet alleen onze eigen vrijheid verdedigen, maar ons ook verantwoordelijk voelen voor de vrijheid van de ander.”
De voorbereiding van het nieuwe beleidsplan heeft Gerdi Verbeet als heel zinvol ervaren. “Je hoort nieuwe feiten, komt tot nieuwe inzichten. De Tweede Wereldoorlog ligt weliswaar al meer dan 75 jaar achter ons, maar werpt lange schaduwen. De meeste mensen die die tijd actief hebben meegemaakt zijn niet meer onder ons, maar hun kinderen dragen vaak de littekens van wat hun ouders is aangedaan. En hoe ouder je wordt, hoe zwaarder dat kan wegen. En zo raakt dat ook weer de volgende generatie. Maar het gaat zeker niet alleen om negatieve ervaringen: die zware periode is ook een tijd die ons kan inspireren, waar we kracht uit kunnen putten. Er was immers ook verzet, er waren ook mensen die er bewust voor kozen zich met gevaar voor eigen leven in te zetten voor anderen. En dat kan je aan het denken zetten over de keuzes die je zelf maakt. En over de vraag, of je wel genoeg aan de ander denkt en niet alleen aan jezelf. Want uiteindelijk gaat het bij herdenken niet alleen om stilstaan bij wat er toen is gebeurd, maar zeker ook om wat ons dat leert over de tijd en de samenleving waarin we nu leven.”
Familieverhalen
De doorwerking van de Tweede Wereldoorlog in de huidige samenleving is een belangrijk thema in het nieuwe beleidsplan. Persoonlijke verhalen van mensen die de oorlog zelf hebben meegemaakt gaan over in familieverhalen. Verhalen over de Holocaust, het verzet, militaire strijd, internering, over honger en dwangarbeid en het verlies van dierbaren – en over de wijze waarop deze verhalen hun leven hebben beïnvloed. Met de Tweede Wereldoorlog als basis, kunnen we relaties leggen met latere en actuele conflicten en het gesprek op gang brengen over gedeelde ervaringen met oorlog en het verlies van dierbaren.
“Want het belangrijkst is dat we interesse blijven tonen in de verhalen en ervaringen van anderen”, zegt Gerdi Verbeet. “Binnen families, maar ook breder. Het gaat erom dat we naar elkaar luisteren en proberen ons in de ander te verplaatsen. De verhalen blijven vertellen, zodat iedereen kan weten wat er gebeurd is. Zorgen dat jongeren zich uitgenodigd voelen om de verhalen verder te brengen.” In de beleidsvisie is dit thema uitgewerkt onder de titel ‘Familieverhalen’. Nu steeds minder mensen zelf hun eigen getuigenissen kunnen uitdragen, wordt het nog belangrijker dat volgende generaties deze rol overnemen en verhalen blijven vertellen over de oorlog, de aanloop ernaartoe en de gevolgen. Met de familieverhalen die worden doorgegeven en door iedere generatie zelf worden hertaald, dringen we diep door in wat oorlog en onvrijheid zijn. En dan gaat het ook om de verhalen die niet meteen in ieders geheugen leven. Ook de pijn en het verdriet veroorzaakt door willekeur en noodlot is bij huidige generaties nog aanwezig.
Verbinding
Het comité wil bereiken dat iedereen in Nederland zich uitgenodigd voelt bij het herdenken en het vieren van vrijheid. In de beleidsvisie is dat het thema ‘Verbinding’. We weten dat ook nieuwe generaties hechten aan herdenken en vieren, maar ze zeggen ook dat voor hen een herdenking begrijpelijk en invoelbaar moet zijn. Ze hebben er behoefte aan zich te kunnen voorstellen wat het betekent om in oorlog te leven. Verbeet: “Bij de SER-bijeenkomst die ik al noemde, werd ik aangesproken door een jongen die zei: ‘Ik weet niet wat onvrijheid is.’ Misschien dat hij daar nu, in coronatijd, iets anders over denkt, maar juist dan is het belangrijk om te laten zien wat het verschil is tussen de avondklok en spertijd, tussen de kans lopen op een bekeuring of op het concentratiekamp of de kogel.”
En wat geldt voor jonge mensen, geldt ook voor nieuwe Nederlanders. Mensen met een vlucht- of migratieachtergrond hebben respect en waardering voor 4 en 5 mei en zoeken naar vormen om zich, met hun eigen geschiedenis en ervaringen, te kunnen verbinden met het herdenken en vieren in Nederland. Verbeet: “Juist in het herdenken kunnen we één zijn met elkaar. We kunnen de slachtoffers van de gebeurtenissen in die jaren geen grotere eer bewijzen, dan te zorgen dat herdenken een toonbeeld van eenheid is. Van iedereen die in Nederland woont.”
Onderbelicht
In dat kader wil het comité de komende jaren ook meer aandacht schenken aan onderbelichte verhalen over de oorlog in delen van ons toenmalige koninkrijk buiten Europa: Nederlands-Indië, Suriname en de Antillen.
Daarbij is ‘de oorlog in Nederlands-Indië’ een belangrijk thema in de beleidsvisie. De capitulatie van Japan bracht in dit deel van het koninkrijk immers geen vrijheid; er volgde een bloedige dekolonisatiestrijd. Eind dit jaar zal een diepgaande studie verschijnen, uitgevoerd door het NIOD, naar deze periode. Vooruitlopend daarop zei koning Willem-Alexander op 10 maart 2020, tijdens zijn staatsbezoek aan Indonesië: “Voor de geweldsontsporingen van Nederlandse zijde in die jaren wil ik hier nu, in navolging van eerdere uitspraken van mijn regering, mijn spijt uitspreken en excuses overbrengen. Dit doe ik in het volle besef dat de pijn en het verdriet van de getroffen families generaties lang voelbaar blijven.”
Een brede en verbindende blik zoals door de koning verwoord, betekent daadwerkelijke aandacht voor deze periode uit onze geschiedenis. Het laat zien dat we in Nederland moeten durven reflecteren op de dekolonisatiestrijd. Maar daarbij is het van cruciaal belang dat aan iedereen, veteraan uit deze oorlog of burgerslachtoffer in het conflict, recht gedaan wordt. Een eerlijke, kritische reflectie op het verleden draagt bij aan de gezamenlijke, niet eenzijdige beleving van vrijheid. Verbeet: “We moeten de feiten onder ogen zien en over de ervaringen in gesprek gaan. Het gaat niet om het innemen van standpunten, het gaat om de dialoog. Ook hier geldt dat we bereid moeten zijn te luisteren naar de verhalen van de ander.”
Holocaust
In de beleidsvisie kiest het Nationaal Comité voor nieuwe invalshoeken voor herdenken en vieren. De Holocaust, de gruwelijke, grootschalige moord – met voorbedachten rade – op 6 miljoen Joden en 500.000 Roma en Sinti, behoudt zijn centrale plaats in de herdenking. Verbeet: “Ik ben nu al meer dan twintig jaar intensief betrokken bij de herdenking van de Tweede Wereldoorlog – eerst als Kamerlid, daarna als Kamervoorzitter en de laatste jaren als voorzitter van het Nationaal Comité. Maar hoe ouder ik word en hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp hoe dit heeft kunnen gebeuren. De systematische, industriële vernietiging van een groep mensen. Niet om wat ze dachten of deden, maar om wie ze waren. Het is niet te vatten.”
In de jaren 1940-1945 zijn 102.000 Nederlandse Joden vermoord en zijn er tevens 2000 omgekomen als gevolg van de vervolging; vergeleken met andere West-Europese landen een veel groter aandeel van de Joodse bevolking. Dit gegeven alleen al legt ons de morele plicht op om de Holocaust blijvend een centrale plaats in onze herdenking op 4 mei te geven, en steeds te zoeken naar de beste, meest respectvolle manier om dit te doen. Het is van groot belang de Holocaust niet te beschouwen als een afgerond, voltooid verleden, horend bij een oorlog die allang achter de rug is. Daarvoor is de pijn te omvangrijk en zijn de littekens – tot in iedere volgende generatie – te diep. Daarvoor is de angst voor een vorm van herhaling te groot. Er is nog steeds sprake van antisemitisme en antiziganisme, en onaanvaardbare uitingen en gedragingen steken weer vaker de kop op.
Dat betekent dat wij allemaal de opdracht hebben om een makkelijk gezegd ‘dit nooit weer’ te vertalen in dagelijks handelen, denken en voelen. Verbeet: “Onverschilligheid is nooit het antwoord, of zoals koning Willem-Alexander zei op 4 mei op de Dam: ‘Niet normaal maken wat niet normaal is.’ De Holocaust was een georkestreerde vernietiging waarbij grote delen van de samenleving bereid waren hand- en spandiensten te verlenen. Gewone mensen, mensen die niet zoveel verschilden van wie ik ben. Dat betekent dat we voortdurend bij onszelf te rade moet gaan. Ons realiseren welke woorden we gebruiken – want dit soort misdaden beginnen met woorden, met groepsoordelen, met het wegzetten van anderen, met het bouwen van vijandsbeelden. Ons realiseren hoe we ons verhouden tot ieder ander als individu en als drager van identiteit, religie, ideologie.”
Verzet
Iemand stelt de vraag is de titel van dit beleidsdocument en die titel verwijst naar het gelijknamige gedicht van Remco Campert. Verzet begint, zo schreef hij, met het stellen van een vraag. En dan die vraag aan een ander stellen.
Ook ‘Verzet’ blijft een thema in de beleidsvisie. We kunnen niet genoeg waardering tonen voor die mensen die ‘nee’ zeiden tegen de bezetter, omdat zij niet in onvrijheid wilden leven, niet wilden meewerken aan de omvorming van Nederland naar een nationaalsocialistische (deel)staat of niet wilden buigen voor de Japanse bezetter. Voor de koeriers en de mensen die saboteerden en aanslagen pleegden, mensen op de vlucht hielpen onderduiken, geallieerde piloten hielpen wegkomen, illegale bladen maakten en rondbrachten of andere grootse, grote en kleine daden verrichtten. Ze strooiden zand in de raderen of ontwrichtten de hele machinerie van de bezetter. Dag in dag uit of een enkele keer, in dat complexe geheel van verzet en illegaliteit.
Zij waren hun leven niet zeker. Ze wisten niet wie hen voor een klein beetje geld of gunsten, of uit afgunst zouden willen verraden, maar vermoedden wel wat hen te wachten zou staan als ze zouden worden opgepakt. Velen werden inderdaad verraden of van straat geplukt, gemarteld, geëxecuteerd of vernederd en vermoord in concentratiekampen. Verbeet: “Hun lot verplicht ons – op z’n minst – de geschiedenis onder ogen te zien en niet slordig om te gaan met de vrijheden die wij nu hebben. En om onszelf de vraag te stellen: wat zou ik doen? En dan meteen ook: wat kan ik doen?”
Verdieping
De vrijheid waar vrijwel iedereen destijds naar verlangde en waarvoor velen bereid waren hun leven te geven, die vrijheid vieren we elk jaar op 5 mei. ´De vrijheid verdiepen´ is dan ook het laatste thema in de nieuwe beleidsvisie. Een vrijheid in de dubbele betekenis van het woord: we zijn sinds 1945 vrij van oorlog en vrij om ons eigen handelen te bepalen. Die dubbele vrijheid is niet vanzelfsprekend en ook niet vrijblijvend. In Nederland hebben we zeggenschap, maar ook verantwoordelijkheid. En we zijn niet alleen, maar geven gezamenlijk vorm aan vrijheid. Jong en oud vertellen ons dat zij graag uitgedaagd willen worden om die zeggenschap, verantwoordelijkheid en gezamenlijkheid inhoud te geven. Het comité wil daarom (nog) meer inhoud geven aan 5 mei door mensen op te roepen en uit te dagen om zelf met de thema’s vrijheid, onvrijheid, oorlog en vrede aan de slag te gaan. Vrijheid vergt namelijk wat. Inzet, energie. Het besef dat vrijheid en vrede geen natuurlijke staat-van-zijn is, vraagt voortdurende aandacht.
Voor Gerdi Verbeet vormt deze beleidsvisie het sluitstuk van haar periode als voorzitter. Ze heeft het als een groot voorrecht gevoeld om die functie zes jaar lang te mogen uitoefenen. “De gesprekken met mensen, het bijzondere van de momenten van herdenking waarbij je de verbinding voelt met zoveel anderen, dat is zó waardevol. In 2004 mocht ik zelf de toespraak houden op de Dam en toen sprak ik over hoe iedereen op zijn eigen manier herdenkt, maar dat we ook sámen herdenken, met elkaar verbonden zijn in het herdenken. Dat is zo bijzonder. Ik zal niet zeggen dat het gemakkelijke jaren waren. Ilse Raaijmakers schreef er een prachtig proefschrift over, met de titel De stilte en de storm. De voorbereiding op de twee minuten stilte en de nasleep ervan kunnen soms stormachtig zijn. Maar dat je je voor deze twee bijzondere dagen mag inzetten, dat is alle moeite waard.”
De beleidsvisie Iemand stelt de vraag is te lezen op 4en5mei.nl. Het beleidsplan is ook op te vragen via info@4en5mei.nl.
Dit artikel verscheen eerder in NC Magazine nr. 19 (voorjaar 2021). Het artikel is geschreven door de redactie / Margriet van Lith, de hoofdfoto is van Ilvy Njiokiktjien.