Na vijf jaar lid en voorzitter geweest te zijn van de raad van toezicht van het herinneringscentrum, nam Bertien Minco in mei 2022 het stokje van haar voorganger over: aan haar de taak de verdere ontwikkeling en plannen voor de nieuwbouw van Herinneringscentrum Kamp Westerbork te realiseren. Hoe gaat het nu? NC Magazine keek met haar mee.
Vlaktes van kale, modderige akkers met hier en daar kluitjes oude boerderijen, omringen de weg die vanaf Beilen richting Hooghalen loopt. Het is een bijna symbolische afslag die daarop volgt: een haarspeldbocht die je over het spoor leidt waarna het bord “Kamp Westerbork” je de goede richting wijst. Na ellenlange rijen bomen doemt daar plotseling een gebouw op: Herinneringscentrum Kamp Westerbork.
100.000 namen
Het is maandag 27 januari, half tien in de ochtend wanneer het parkeerterrein van het herinneringscentrum al goed gevuld is. Een week eerder ging een grootscheepse operatie van start: zes dagen en vijf nachten lang worden de namen voorgelezen van meer dan 100.000 Joden, Sinti en Roma die tijdens de Holocaust zijn vervolgd, gedeporteerd en vermoord. Door verschillende begeleidende activiteiten krijgen de namen daarnaast een gezicht én een verhaal. In leesbeurten van tien minuten worden de namen voorgelezen door een diverse groep mensen: nabestaanden, leerlingen, geïnteresseerden en prominenten uit heel Nederland. Zo lezen op de openingsdag onder anderen burgemeester Halsema (Amsterdam) en burgemeester van Zanen (Den Haag). Daarnaast lezen burgemeesters van bijna alle provinciehoofdsteden en een aantal staatssecretarissen. Ook Arnon Grunberg, Ruben Nicolai en Iris Hond leveren een bijdrage.
Lupines
Bertien Minco stapt deze ochtend net in de auto om weer terug te keren naar het terrein van het voormalige kamp, dat 2,5 kilometer verderop gelegen is. Deze verbindingsweg is tot ‘Hemeloor’ gedoopt: vroeger liep er het spoor voor de treinen richting Auschwitz, Sobibor, Bergen-Belsen en Theresienstadt. Rechtopstaande bielzen langs de asfaltweg verwijzen naar de transporten. Omgeven door de grote installaties van de op het terrein gevestigde Radiosterrenwacht, ligt het voormalig kampterrein nog altijd op een vreemde manier geïsoleerd. In stilte, ver weg van de bewoonde wereld. Het is een stuk van 25 hectare grond; in de winters is het kaal en nattig, in de zomers overvloedig maar eentonig groen. Enkel de plukjes paars van de lupines, door kampgevangene Philip Mechanicus in zijn dagboek op 10 juni 1943 omschreven als ‘verkwikkend’, zijn zoveel jaar na dato nog altijd niet verdwenen. De bloem keert iedere zomer terug als de stille getuige van toen. “Voor mij heeft juist die leegte betekenis”, legt Minco uit. “Het symboliseert al die mensen die hier zijn verdwenen.” Haar eigen grootouders zaten in Kamp Westerbork gevangen, voor ze werden vermoord in Sobibor. Die leegte geldt voor Minco dan ook als drijfveer om verandering aan te brengen in de huidige situatie, en het herinneringscentrum toekomstbestendiger te maken. Minco: “Voor de meeste bezoekers is diezelfde leegte veel te abstract. Mensen komen hier om een historische plek te ervaren en zien een kale vlakte waar te weinig wordt uitgelegd.”
Geen natuurverschijnsel
Terwijl de auto van Bertien Minco snelheid mindert, doemt tussen de hoge dennenbomen een open, lege vlakte op. In één oogopslag zijn ook direct de weinige decorstukken van het hedendaagse terrein zichtbaar: een treinwagon die nooit uit Westerbork vertrok, één met stalen balken deels gereconstrueerd exemplaar van de 110 barakken die in de oorlogsjaren op het terrein te vinden waren. En ook de doodlopende spoorlijn met omhoog krullende rails: het Nationaal Monument Westerbork, ontworpen door kampoverlevende Ralph Prins. Maar meest opvallend is de voormalige woning van kampcommandant Albert Gemmeker, die in 2010 in het bezit van het herinneringscentrum kwam en sinds een grootscheepse verbouwing onder een glazen stolp schuilgaat. Ook de woning maakt een belangrijk deel uit van de toekomstplannen. Lange tijd had de dadergeschiedenis een summiere rol binnen Westerbork. “Er gold een zekere verlegenheid om dit huis bij het herinneringscentrum te betrekken, omdat het een daderobject is”, legt Minco uit. Dat moet veranderen, vindt ze. “Westerbork is geen natuurverschijnsel. Bij slachtoffers horen ook daders, daarover moet je glashelder zijn.” De geconserveerde commandantswoning symboliseert dat verhaal, en moet dus behoed worden voor verder verval.
Invullen van de leegte
De plannen voor een nieuw museum zijn er al veel langer. Het huidige is berekend op maximaal 80.000 bezoekers per jaar. Inmiddels zijn dat er 140.000. Groepen scholieren en reguliere bezoekers struikelen regelmatig over elkaar. “Er is te weinig ruimte voor educatie, terwijl dat een van onze belangrijkste taken is.” Ondertussen parkeert Minco de auto, stapt uit en somt op: “Het nieuwe museum moet zichtbaarder worden dan het huidige. Er komen tentoonstellingen, educatieruimten, een bibliotheek en een auditorium voor lezingen. Tussen de twee locaties moet meer verbinding ontstaan; zo wordt op het terrein zelf de vroegere plattegrond weer zichtbaar gemaakt door de plekken waar bouwwerken stonden in te zaaien met bloemen en kruiden en met systematisch maaien uit te sparen.”
De toekomst
Minco wandelt langs de oude spoorwagon richting een open veld. En dan valt ineens het witte paviljoen op, waar binnen, achter een katheder met microfoon namen worden voorgelezen. Medewerkers en vrijwilligers van het herinneringscentrum nemen jassen aan, schenken koffie en thee en helpen aanwezigen bij de uitspraak van hun voor te lezen namen. Een groep kinderen in gekleurde T-shirts met daarop het logo van hun basisschool, staat bij de deur te wachten. Minco knikt naar het clubje kinderen. “Het is nu de tijd om deze opdracht over te dragen aan de nieuwe generatie. Daarom ben ik blij dat veel overlevenden, nabestaanden en burgemeesters samen lezen met jongeren, en dat scholen massaal meedoen. Het doorgeven van deze verhalen is belangrijker dan ooit. Want zolang een naam genoemd wordt, blijft de herinnering leven.” Een meisje stapt achter de katheder, omringd door haar klasgenoten, en begint dan met lezen: “Jacques Simon de Winter, elf jaar…”
Dit artikel verscheen eerder in NC Magazine nr. 27 (voorjaar 2025). Het artikel is geschreven door Eefje van den Akker, de foto’s zijn van Sake Elzinga.