Tweegesprek Jan Terlouw en Jaime de Bourbon de Parme

Wat betekent het oorlogsverleden van de eerste generatie voor hun kinderen en kleinkinderen? Wat betekenen herdenken en vieren? NC Magazine publiceert elk nummer een gesprek tussen twee mensen van verschillende generaties. Dit keer Jan Terlouw en Jaime de Bourbon de Parme.

De schrijver/politicus/kernfysicus en de diplomaat/prins: hun beider levensloop kenmerkt zich door een grote maatschappelijke betrokkenheid, direct geïnspireerd door de Tweede Wereldoorlog. “Oorlogswinter is het eerste oorlogsboek dat ik las”, zegt prins Jaime de Bourbon de Parme (1972) tegen Jan Terlouw (1931). Terlouw, verrast: “Echt waar?” De Bourbon: “Ja, dat gaf me weer een heel andere kijk op de oorlog. Ik vroeg me af: ‘Hoe zou ik handelen in een oorlogssituatie? Zou ik dan de held zijn geweest of niet, had ik de juiste keuzes gemaakt?’ Mijn peetzoon Foppe is het nu aan het lezen op school. Toen ik hem vroeg waar het over ging, zei hij: ‘Over moed, verraad en vriendschap.’ Eigenlijk wat ik er ook uit haalde als kind van tien. De jonge generatie leest er dus nog altijd hetzelfde in.” Terlouw: “Wat leuk.”

De Bourbon de Parme is met de trein naar Twello gekomen, naar de woonplaats van Jan Terlouw. Beijzelde dijkjes omzomen de IJssel, een onverharde weg leidt naar Terlouws huis, een voormalig koetshuis met weilanden eromheen. Daar grazen zijn eigen koeien en is de 87-jarige nog regelmatig op de tractor te vinden. Uit De Bourbons’ rolkoffertje – hij komt uit Génève, waar hij nu woont met zijn Hongaarse vrouw Viktória en zijn twee kinderen – haalt hij Zwitserse chocolaatjes tevoorschijn voor de gastheer én zijn eigen exemplaar van Oorlogswinter, om na afloop van het interview te laten signeren. Over een jaar of vijf, zes zal hij het boek voorlezen aan zijn dochtertjes Zita en Gloria. Nu zijn ze nog te klein, vier en twee jaar oud.

Nationaal geweten
Terlouw schreef Oorlogswinter toen zijn kinderen op de leeftijd waren die hij had in de Tweede Wereldoorlog, vertelt hij. Hij wilde aan hen doorgeven wat hij had meegemaakt. “Ze vroegen: ‘Hoe was dat dan?’ En dan vertelde ik. Maar ik nam me voor dat ik níet een boek wilde schrijven waarvan kinderen als ze het gelezen hadden, dachten: ‘Wat jammer dat ik dat niet heb meegemaakt, die oorlog.’ Dat ze het zouden zien als een spannende tijd vol avontuur.” Tevreden: “En dat is min of meer gelukt.” Toen het klimaat nog lang geen algemeen gedeelde zorg was, schreef Terlouw er al een jeugdboek over (Oosterschelde Windkracht 10), als D66-politicus waren milieu en democratie al belangrijke thema’s. Anno 2019 is hij bijna het nationale geweten met zijn invloedrijke televisieoptredens en lezingen, waarin hij pleit voor een betere balans tussen milieu en economie.

Artikel gaat verder onder de foto

Jaime de Bourbon de Parme werkte als diplomaat middenin oorlogsgebieden (Bagdad, Afghanistan) en was ambassadeur in het Vaticaan. Hij is nu adviseur bij de vluchtelingenorganisatie UNHCR van de Verenigde Naties in Génève. De veertiger is opgegroeid in Frankrijk, Spanje en Nederland. Het Nederlands is zijn eerste taal, maar hij spreekt ook Spaans, Engels, Frans, Duits en Italiaans. Bescheiden: ”Het bouwt allemaal op elkaar door, hoor. En grammaticaal klopt het niet erg, ik doe het meer op gehoor.” Na de scheiding van zijn ouders, prinses Irene en prins Carlos Hugo, woonde De Bourbon vanaf zijn achtste met zijn moeder, broer en zussen in Nederland, in een villa vlakbij Paleis Soestdijk. Hij ziet als speciaal adviseur van de UNHCR de ontwrichtende kracht van oorlogen als hij vluchtelingenkampen bezoekt en spreekt met vluchtelingen. Zijn moeder – “Niet voor niets is ze door mijn grootouders Irene genoemd toen ze in 1939 geboren werd: het betekent vrede in het Grieks” – gaf haar idealen door aan haar kinderen: anti-kernwapens, voor het feminisme, een goede balans tussen mens en natuur, de kracht van democratie. “Mijn ouders bespraken met ons – mijn tweelingzus, broer en zus – al vroeg de problemen van de wereld. Zeker, we waren zo’n gezin dat aan de keukentafel maatschappelijke discussies voerde.” De kwestie die ook een belangrijke plek innam in Jaime’s jeugd, was de dictatuur in Spanje onder Franco, die zijn vader Carlos Hugo de toegang tot Spanje weigerde, omdat die zijn aanspraak op de Spaanse troon wilde doen gelden. “Mijn ouders hebben zich beiden zeer ingezet voor de democratie in Spanje en om Franco weg te krijgen, die strijd heb ik als kind van binnenuit meegekregen. Daar kan ik me nog discussies over herinneren.”

Zorgen
Terlouw en De Bourbon luisteren aandachtig naar elkaar, reageren op elkaars antwoorden, veren op als het gaat over hun gedeelde toekomstige zorg: het milieu. “We kapselen epidemieën in, er zijn minder hongerigen,” zegt Terlouw, “maar we geven grote bedrijven vrij baan. De globalisering die macht naar het kapitaal brengt, baart me grote zorgen. Dat gaat ten koste van de macht van de politiek. De technologie neemt zo’n schaal aan dat we de aarde verwoesten, de natuur kapot maken en de politiek niet bij machte is daar effectief op te reageren.” “Ik heb hetzelfde lijstje met zorgen”, reageert De Bourbon. “Het klimaat staat bovenaan. Gaan mijn dochtertjes het wel beter krijgen dan wij? Daarnaast is er een vertrouwenscrisis gaande van het grote publiek in instituties als de VN, in onze eigen regeringen, maar ook is er wantrouwen jegens artsen, politici, diplomaten, journalisten. Veel mensen vertrouwen inmiddels meer op een tweet dan op een artikel met achtergrondchecks of op een VN-verklaring. Dat is zorgwekkend en zet de waarheid onder druk.”

Artikel gaat verder onder de foto

Jaime de Bourbon formuleert precies en bedachtzaam. Hij spreekt liefdevol, maar terughoudend over zijn koninklijke, Nederlandse grootouders, wijlen prinses Juliana en prins Bernhard, en het gezin waarin hij opgroeide. Jan Terlouw vertelt levendig over een oorlog die alweer bijna tachtig jaar geleden begon, maar die in zijn beschrijvingen klinkt alsof het vorige week plaatsvond. Het geheugen van de fitte tachtiger is nog messcherp. “Ik weet nog goed dat bij ons thuis op 10 mei 1940 de héle dag de radio aan stond, met berichten als: ‘Parachutetroepen boven Waalhaven. Herhaal, boven Waalhaven.’ Ik was acht jaar toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, maar de jaren daarvoor vertelden mijn ouders over de Eerste Wereldoorlog. Die oorlog was nog zó dichtbij, pas twintig jaar geleden, en die hadden ze ook meegemaakt. De ene oorlog was net voorbij, en daar kwam de volgende alweer aan. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, vond ik dat eigenlijk doodgewoon. ‘Mensen voeren oorlog’ dat dacht ik in mijn kindertijd.”

Moreel dilemma
Terlouws vader was predikant, hij groeide op met vier broers en zussen op verschillende plaatsen op de Veluwe, “een hecht gezin”. Het eerste oorlogsjaar merkte het jongetje Terlouw niet zoveel van de bezetting. “Ik zag vreemde uniformen door de straat marcheren. Op een dag trok er een stoet motoren door het dorp. Van die Duitse militairen in strakke pakken op brullende motoren. Dat vond ik zó indrukwekkend, had ik nooit eerder gezien. Heel wat anders dan de Nederlandse soldaten, die waren te paard gekomen, in loszittende uniformen.” Terlouw herinnert zich die keer dat op de boerderij van de buren een Duitse soldaat zijn motor aan het repareren was. “Ik, jochie van acht, stond met grote ogen te kijken naar de soldaat met motorpech. Nieuwsgierig stond ik op dat erf, waar een pomp was. Toen was de soldaat klaar, en hij had natuurlijk vieze handen en dan gaat pompen niet goed. Ik hielp hem, dat was ik zo gewend. Ik pompte zachtjes. Hij zei waarschijnlijk zoiets als ‘Danke’ en aaide mij over mijn haar, en bromde weg. Ik kwam thuis en mijn vader had het gezien vanuit de voortuin van de pastorie, en hij zei: ‘Zo, jij moest pompen voor de vijand.’ ‘Oóóh, ik ben een landverrader’, dacht ik. Dat gevoel van schaamte, ik kan het zó weer oproepen.” Al in 1941 werden er twee militairen ingekwartierd in de pastorie, twee kamers werden gevorderd door de Duitsers. Ik wist dat ik een hekel aan ze hoorde te hebben. Maar die ene was zo aardig, een dikke Beier. Hij liet foto’s van zijn kinderen zien en gaf ons snoepjes. Aan die andere kon ik veel gemakkelijker een hekel hebben, met zo’n zwiepende zweep langs zijn kuiten. Dat morele dilemma was de hele oorlog aanwezig.”

Artikel gaat verder onder de foto

Van zijn vaderskant kreeg De Bourbon veel familieverhalen over de Tweede Wereldoorlog mee. Zijn vader Carlos Hugo, vertelde hem en zijn broer Carlos, zus Carolina en tweelingzus Margarita, over de zware oorlogsjaren in Frankrijk en over zíjn eigen vader, Xavier de Bourbon de Parme. Jaime: “Mijn grootvader Xavier maakte enorm veel indruk op me. Ik heb hem alleen maar als kleuter gekend, maar herinner me nog hoe ik bij hem op schoot zat en hoeveel uitstraling hij had. Nu nog is hij mijn grote voorbeeld. Hij zat in het Franse verzet, is opgepakt en heeft in de concentratiekampen Dachau en Natzweiler gezeten, én die overleefd. Hoe hij zich door die vreselijke concentratiekampen heen heeft gesleurd, dat vond ik bijzonder om te horen. Zijn geloof was iets dat niemand van hem kon afnemen. Hij sprak met zijn medegevangenen in zijn barak steeds over de zin van het leven: voor de een was het ‘t gehoopte weerzien met vrouw en kinderen, voor de ander het afmaken van zijn levenswerk. Steeds weer praten over iets om naar uit te kijken. Toen werd hij ziek, hij kreeg een ontsteking van het zachte bot achter zijn oor. Een Joodse arts die daar dienst had in de barak, heeft dat zonder verdoving eruit gesneden. Na drie weken kwam hij weer terug in de barak, en toen was de helft van de gevangenen dood. Zij hadden geen hoop meer.” Wat zijn grootvader heeft gered? De Bourbon: “Hij was mentaal ongelooflijk sterk. Er is een briefje gevonden in het archief van Dachau waarin hem wordt aangeboden een elitebehandeling te krijgen, maar dat heeft hij geweigerd. Dat was zijn per- soonlijkheid: in de kerk zat hij altijd achteraan, hij reisde tweede klasse met de trein. Hij is uiteindelijk door de Amerikanen bevrijd in 1945. Door de verhalen van mijn grootouders van beide kanten en door mijn ouders was in het gezin waarin ik opgroeide de oorlog niet ver weg. Zij hielden de geschiedenis levend.” (Tegen Terlouw:) “Als ik in de ogen kijk van mensen die de oorlog echt hebben meegemaakt, zoals nu bij u, dan voelt het niet als lang geleden. De levenskeuzes van mijn grootvader Xavier en zijn levenshouding, zijn principiële instelling, hebben direct geleid tot mijn wens om diplomaat te worden, om vrede niet voor lief te nemen.”

En sprak u met uw Nederlandse grootouders over de oorlog?
“Ja, met allebei. Maar zij hadden het op een andere manier meegemaakt: mijn grootmoeder vanuit Canada, mijn grootvader vanuit Londen. Mijn grootvader Bernhard sprak over zijn vriendschap met mensen van het verzet, met de veteranen, en zijn bewondering voor hun moed. Na de oorlog was iedereen in Nederland zijn wonden aan het likken en niemand had aandacht voor de mensen die terugkwamen uit de concentratiekampen of uit het verzet. Hij was een van de eersten die hen weer een plek gaf op de herdenkingen, met het defilé op Paleis Soestdijk. De Tweede Wereldoorlog was gewoonweg een onderwerp waar je niet onderuit kwam in mijn familie. Daarom is mijn moeder ook zo met vrede bezig geweest, was ze gekant tegen kernwapens. Dat is allemaal verbonden met die oorlog.” Voor hem geldt hetzelfde: de Tweede Wereldoorlog is de motor achter zijn beroepskeuze, zijn manier van leven. Een bevlogen diplomaat, al zal hij zichzelf niet zo noemen. De Bourbon: “Ik ben door die Tweede Wereldoorlog-verhalen in mijn familie er bewust van geworden dat oorlog altijd om de hoek kan staan. Daarom ben ik diplomaat geworden, de rode draad in mijn carrière is conflictpreventie. Ik heb nooit oorlog gekend, maar stak bij Buitenlandse Zaken mijn vinger op om naar Irak en Afghanistan te gaan. En daar merk je toch dat alhoewel je best heftige dingen ziet en meemaakt, mijn positie toch heel anders is dan die van de lokale bevolking. Ik kan toch altijd nog bedenken: ‘Het is niet míjn land waarin dit gebeurt’, ik kan er altijd weer uit stappen, zeggen: ‘Nou, het is gelukt om iets bij te dragen aan de conflictpreventie, of niet’. En vervolgens vertrek ik weer naar mijn eigen huis, eigen omgeving en vrienden. Terwijl voor die mensen daar geldt dat de enige manier om eruit te gaan, als vluchteling is. In de Tweede Wereldoorlog waren er alleen in Europa al 65 miljoen vluchtelingen, nu hebben we wereldwijd 68 miljoen vluchtelingen en er is niet eens een wereldoorlog gaande! Het is vreemd dat we ons in Europa vandaag door die angst voor vluchtelingen zó uit het lood laten slaan.”

 


Dit artikel verscheen eerder in NC Magazine nr. 15 (voorjaar 2019). Het artikel is geschreven door Leonard Ornstein en Larissa Pans, de foto’s zijn van Geert Snoeijer.

Tooltip contents