‘Kunnen we niet beter echt op de barricaden gaan staan?’

NC Magazine publiceert elk nummer een gesprek tussen twee mensen van verschillende generaties. Een dubbelinterview met zanger en muzikant Herman van Veen (1945) en journalist en NOS-presentator Simone Weimans (1971) over deze verwarrende tijd, waar oorlog in Europa dichterbij lijkt dan ooit. 

Het gebeurt weleens dat Herman van Veen optreedt op 4 mei. Hij begint dan enige minuten na acht uur zijn show. Later dan gebruikelijk, zodat hij twee minuten stil kan zijn. Het ‘bevrijdingskind’ heeft de Tweede Wereldoorlog dan wel niet bewust meegemaakt, de naweeën ervan wel. “Een kapotte wereld die moest worden opgebouwd en kapotte mensen die weer een kompas moesten vinden.” Herman groeide op met zus Hanneke en zusje Mary in een volkse straat in Utrecht. Vader – socialist van de oude stempel – was typograaf. Moeder, zoals bijna alle moeders in die tijd, huisvrouw. Opgroeien in naoorlogs Nederland betekende dat de maatschappij nog doordesemd was van de net voorbije jaren van bezetting en terreur, vertelt Van Veen. Op zijn Montessori-basisschool ging het “ongelooflijk vaak” over de Tweede Wereldoorlog, directeur Abraham Mok – een Joodse man met een lamme arm – vertelde “enorm indringend” over de oorlog. Utrecht was in opbouw. “De straten lagen open, overal lag zand, de groenteman en de melkboer kwamen met paard en wagen. Reed er een auto voorbij dan ging de vitrage opzij: ‘Een auto!’” Kleurrijk schetst Van Veen, artistiek multitalent, de “mart” in Utrecht in zijn jeugd, vol gebutste mensen. “Liep je over de markt, zag je mensen op krukken met anderhalf been. Of je greep in een handschoen waar niets in zat. Dat was niet zeldzaam.” Zelfs het huis in de Kievitsdwarsstraat waarin de zanger opgroeide, ademde nog oorlog. “Het was er zo leeg. Er stonden een tafel, een paar stoelen, een kachel en een opwindklok. De zolderkamers waren verdwenen, al het hout was opgestookt in de oorlog. Onder het dak in de lege ruimte hingen van die roodachtige electriciteitsbuizen, er fladderden vleermuizen, ik vond het er fantastisch. In mijn jeugd werd dat huis langzaam terugveroverd. Mijn ouders hadden één boekenkast, die stond in de deftige kamer en daar mochten wij, de kinderen, niet komen, en die boeken mochten we niet lezen.”

Weimans: “Waarom mochten julie die boeken niet lezen?”
Van Veen: “Dat waren gewone boeken, maar ook boeken over de oorlog. Dat was eng voor ons, te vroeg.”

Spannende dingen
Zijn vader had in het verzet gezeten, Jan van Veen. Met enkele vrienden maakte hij deel uit van een knokploeg en hij drukte onder andere verzetskrant Het Parool. Er is een zwart-witfoto van die jongemannen, de knokploeg in hun legergroene pakken met geweren. “Het viel me nu op hoe jong ze allemaal waren. Begin twintig, net na de bevrijding. Ze stonden daar in hun pakken, de petten schots en scheef op het hoofd.” “Spannende dingen” had vader Jan gedaan in de oorlog, wist het muzikale, ondernemende jongetje. Zijn moeder had vaak in doodsangst gezeten. “De relatie van mijn ouders was vooral door de oorlog zo hecht geworden. Omdat ze er samen doorheen waren gekomen. Ze lagen arm en arm in bed.” Leven met een verzetsman betekende dat “alles kantje boord was”, zegt hij. “Komt Jan wel thuis?, was de voortdurende angst van mijn moeder in oorlogstijd. Er was een gewapende verzetsactie geweest, Jan kon niet mee, hij had dysenterie. De actie liep mis, de groep liep in de val. “Twee maten van hem zijn afgeschoten. Dat had hij ook kunnen zijn, ware het niet dat hij ziek was op die dag. Het was een groot verdriet voor mijn vader.” Op 4 mei was het steevast mis. Jan van Veen, rasoptimist en organisator van de personeelsfeesten van de drukkerij en van de Grafische Bond, de zonnige man die artiesten als Snip en Snap en Eddy Christiani kende, veranderde op die dag totaal. Hij werd dronken en was onaanspreekbaar. “Als kind vond ik dat hij een gevaarlijk gezicht kreeg. Een verbeten hoofd van graniet. ‘We zijn wel stil hè’, zei hij dan tegen ons. Natuurlijk waren we stil. Na de stilte begon de opmaat naar Bevrijdingsdag. Mijn vader ging naar café de Witte Ballonnen en ontmoette daar zijn maten uit het verzet. Hij kwam vervolgens ongelooflijk lam thuis. Mijn moeder had daar geen woorden voor, ze werd heel stil. Dat was standaard onze 4 mei. Eén keer per jaar, verder was hij matig met alcohol.” Hoe was dat voor hem om mee te maken? Opeens spreekt hij in de derde vorm enkelvoud: “Je ziet je vader niet graag kotsend in de wc, niet kunnen uitleggen wat er aan de hand is en je moeder die daar begrip voor heeft. Dat is voor een kind een te volwassen situatie om aan te zien.” Op Bevrijdingsdag was Jan weer zichzelf. “Ging hij de revue doen, feestvieren, was hij weer een ontzettend vrolijke man.”

Weimans heeft “totaal geen oorlogsgeschiedenis”, maar ze was altijd gefascineerd door het Zadkine-beeld ‘De verwoeste stad’ in Rotterdam, de stad waar ze opgroeide. “Dat bronzen beeld van een mens zonder hart. Het verbeeldde zo goed wat er ooit met mijn stad was gebeurd.” Tegen Van Veen: “De Tweede Wereldoorlog zit niet in mijn DNA, zoals bij jou. Mijn ouders groeiden op in Suriname, mijn opa was timmerman, de oorlog was ver weg.” Walther Weimans en Rinette Schotsborg ontmoetten elkaar voor het eerst in Nederland. “Mijn moeder was een vrije, feministische vrouw, bezig met het vrouwenwerk en ze was schoolmaatschappelijk werkster. Mijn vader was strenger. Ze waren allebei heel actief in het sociale leven in Rotterdam, altijd voorzitter van van alles, de voetbalclub, het koor.” Haar jeugd in de jaren zeventig en tachtig was er een van vele clubjes, bibliotheekpas, theaterbezoek, geld ophalen voor ontwikkelingslanden. “Een heel gelukkige, vrije jeugd”, concludeert Weimans. Benieuwd naar de wereld was ze altijd al. Vader onderwijzer, moeder maatschappelijk werker, een oudere halfbroer Steven en zus Marga. Haar ouders gingen uit elkaar toen ze twaalf jaar was. Weimans, nuchter: “Hij was een hele lieve vader, maar ook een vreemdganger. En wij als kinderen vonden het logisch dat mijn moeder alleen verder ging met ons. Ze pasten totaal niet bij elkaar. Ik vond het geen groot trauma, het was noodzakelijk.” Lachend: “Mijn vader vond alle vrouwen leuk en aardig, dus dat ging niet.”

We spreken dit bijzondere gelegenheidsduo een week voor Van Veens tachtigste verjaardag. De podiumkunstenaar heeft een loeidruk schema voor de boeg, met meer dan honderd optredens in Nederland en Duitsland. We zitten in de zonovergoten bibliotheek in een wit landhuis in Soest. Planken met cd’s en boeken, bakken met platen, kunst aan de muur. Als hij spreekt met zijn kenmerkende timbre, spelen onwillekeurig melodieuze hits als Hilversum III en Anne door je hoofd. Dit is Herman van Veens domein, op landgoed De Paltz waar alle creativiteit samenkomt. Theater, kunst, muziek, een café en een Harlekijn-winkel herbergt het landhuis, evenals zijn archief en bibliotheek. Een grote, gele Alfred Jodocus Kwak zetelt op het podium van het theatertje in de tuin. Certificaten aan de muur van ‘ere-Harlekijnen’, zoals Ramses Shaffy en Conny Stuart. Van Veen, in kobaltblauwe coltrui, energiek en een rasverteller. Weimans, felblauwe top, drie gaatjes in elk oor, uitbundige lach. Ze presenteert voor de NOS-uitzending jaarlijks het 5 mei-concert op de Amstel op 5 mei.

Die andere geschiedenis
Aan de Nationale Herdenking op 4 mei deed het gezin-Weimans steevast mee, vertelt ze. “Dan keken we het journaal, mijn ouders waren heel erg van het achtuurjournaal… heel raar dat ik er nu soms zelf sta. En we waren natuurlijk twee minuten stil, ook al wist ik niet precies aan wie ik moest denken. Die Nederlandse culturele evenementen, zoals Koningsdag en 4 en 5 mei, dat hoorde erbij. Mijn moeder vindt het ook fantastisch dat ik die uitzending presenteer.” Maar toch, een tijdje voelde het voor haar toch, zoals Weimans zegt, als “júllie geschiedenis”, de Tweede Wereldoorlog. Twee jaar geleden maakte ze voor het eerst de Nationale Herdenking op de Dam mee. “Ik was zó geraakt. Ik voel nog altijd de emoties van zo’n heel stille menigte.” Als tiener las ze Wij slaven van Suriname, het beroemde boek van Anton de Kom stond bij haar vader in de kast. “Hij is bijzonder voor mij, omdat hij iemand was die op mij lijkt, een Surinamer. Anton de Kom durfde zich al vroeg uit te spreken tegen het kolonialisme en kwam ook nog eens in het verzet tegen de nazi’s. Hij had een zelfbewustzijn dat me aansprak.” En dan is er nog die andere geschiedenis, die ze in zich draagt omdat ze Surinaamse wortels heeft. “Mijn vader stamt af van de marrons, de mensen die de jungle in vluchtten om aan de slavernij te ontkomen. Hij was trots, was zich bewust van zijn afkomst.” Pas sinds een jaar of tien is er op televisie en in de samenleving meer aandacht voor een diversere vorm van geschiedschrijving, waarin het slavernijverleden en de geschiedenis van voormalige Nederlandse kolonieën aan bod komen. Weimans weet nog de eerste Keti Koti-herdenking die ze presenteerde, zeven jaar geleden. “Het was op een regenachtige julidag, er stonden drie honden en een paardenkop. Ik stond onder een lullig partytentje, de NOS had er nauwelijks geld in geïnvesteerd. Serieus, is dit het?!, dacht ik. Maar in de loop der jaren groeide het activisme er omheen en kwam er meer politieke aandacht.” Ja, ze vindt het bijzonder dat ze er deel van uitmaakt. “Een deel van mijn geschiedenis wordt nu gezien. En dan staat de koning daar in het Oosterpark bij het slavernijmonument en hij biedt zijn excuses aan. Toen ik zeven jaar geleden onder die partytent stond, had ik nóóit kunnen bevroeden dat dit zou gebeuren. De excuses van de koning emotioneerden me vooraf meer dan ik had verwacht.”

Een muurtje
U vertelt dagelijks aan ons over de ellende in de wereld. Hoe wapent u zich daartegen? Komt de emotie nog binnen? Weimans: “Zeker wel, maar ik laat het niet zo diep toe. Dan zou ik huilend op de grond liggen. Dat kan niet. Dus ik kijk er op de momenten dat ik werk heel zakelijk naar. We overleggen wat het verhaal wordt, welke correspondenten we moeten hebben. In mijn stem, in hoe je het vertelt, zit de zwaarte. Toen ik pas bij de NOS werkte, vond ik het wereldnieuws veel heftiger dan nu.” Al was er wel een ‘O my God’-moment vertelt ze, toen ze keek naar de clash tussen de Amerikaanse president Trump en de Oekraïense president Zelensky in het Witte Huis. De onderhandelingen over vrede die ontaardden in een hevige ruzie voor het oog van alle journalisten. Trump zette Zelensky uit het Witte Huis. “Hoe kan het dat een land dat door een agressor zó is aangevallen, door zijn eigen bondgenoot zo wordt gekleineerd? Maar dan moet ik wel diezelfde avond zeggen (ze zet een neutrale stem op) ‘Zo en zo zit het in elkaar.’” Ze schiet in de lach. “We hebben veel galgenhumor op het werk en we praten veel met elkaar. Dat helpt allemaal, anders houd je het niet vol.” En hoe doet ze dat met vreselijke beelden van Soedan, Gaza en Oekraïne, bouwt ze dan maar een muurtje om zich heen? Ze knikt. “Ik kijk zo min mogelijk. Als er heel nare beelden in het Journaal zitten, ga ik die niet de hele tijd zitten consumeren. Ik kijk weg, net als wat mensen thuis doen.”

Ze pakten beiden de beslissende momenten in hun leven. Simone – het nieuwsgierige meisje, “Op het irritante af, denk ik, ik stelde constant vragen” – deed als 12-jarige mee aan het VARA-radioprogramma Schuurpapier en wist: dit is het voor mij. Herman, het altijd fluitende schooljongetje, kreeg een viool in de handen gedrukt van zijn meester en raakte verliefd op het instrument. En er was de jaarlijkse aubade op 5 mei, alle Utrechtse schoolklassen zingend op het Domplein. “Daar werd bij mij het vuur voor het zingen aangestoken. Zo’n geluksgevoel dat dat gaf.” Ze maakten van hun aangeboren fascinatie en van hun talent zeer succesvol hun beroep. In liedjes, in shows en in zijn boeken beschouwt Van Veen de tijd; Weimans zit bovenop de tijd en heeft live contact met allerlei NOS-correspondenten in brandhaarden over de hele wereld. Een kalm baken in de woelige zee van het wereldnieuws. Ze formuleren allebei zorgvuldig en soepel tegelijkertijd. Er wordt gelachen, maar de toon is serieus. De actualiteit dringt zich op, staat als een luidruchtige oom in de kamer. De ongenode gast waar je niet omheen kunt. ‘De nieuwe koning van Amerika’, om met Van Veen te spreken, maar dan wel een vorst met zeer despotische trekjes, stampt door de porseleinkast. Van Veen: “Alles wat hij ons de afgelopen jaren heeft gezegd, hebben we onderschat. We dachten dat het zo’n vaart niet zou lopen. Maar we hadden het kunnen weten. Dus onze verbazing is verbazingwekkend.”

Weimans: “Mensen geloven niet dat oorlog hier weer kan ontstaan. Maar de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, spreekt heel onheilspellende woorden. Wij waren er allemaal niet bij in de jaren dertig van de vorige eeuw. Nu zitten we erbij en kijken we ernaar. Extreem angstaanjagend vind ik het.”

Van Veen snelt naar boven, print een toespraak uit, citeert:
De kleinste vonken/van intolerantie/kunnen oplaaien tot een/ verwoestend vuur.

Er is een gevaar dat we niet zien, zegt hij, die razende, almaar sneller doordraaiende wereld. “Wat ons bedreigt is de snelheid. De snelheid van de communicatie. Het is allemaal nu en tegelijkertijd. De reactie op het nieuws is de actie. De reactie wordt actueler dan de actie. De reactie wordt groter uitgelicht dan de actie, waardoor je een acceleratie krijgt van werkelijkheid. Daar weten we nog niet goed raad mee.” Maar hoe zal het grimmige sprookje van die overzeese koning eindigen, vragen we aan verhalenverteller Van Veen. “Hij denkt dat hij door zijn beleid een optie op onsterfelijkheid neemt. Tragisch.” Weimans, als aan het eind van het gesprek de somberte over ‘de toestand van de wereld’ de overhand neemt, zegt in een opwelling: “Ik dóe niks. Ik sta daar en vertel het. Kunnen we niet beter echt op de barricaden gaan staan? Vechten. Ik vraag dit me soms wel af.”


 

Herman van Veen (1945) is zanger, muzikant, schrijft verhalen, liedjes en gedichten. Dan houdt het nog niet op: hij schildert, acteert, componeert en regisseert ook. Na het conservatorium volgde een rijke, lange carrière die nog altijd doorgaat. In 1965 maakte hij zijn theaterdebuut met het soloprogramma Harlekijn (Niemands knecht, niemands baas). Er waren vele hits, o.a. Anne, Toveren, Zo vrolijk, Opzij opzij opzij en er is een filmcarrière, o.a. zijn rol in Ciske de Rat (1984). Dit jaar trad Van Veen bij de Nationale Holocaust Herdenking in het Amsterdamse Wertheimpark op.

 

 

Simone Weimans (1971) is journalist, presenteert sinds 2011 het NOS Journaal en het radio 1-programma Met het Oog op Morgen. Ze studeerde communicatiewetenschappen en begon haar carrière bij de radio (De Wereldomroep en bij de VARA: De Ochtenden, Radio Kassa). Weimans presenteert sinds enkele jaren het 5 mei-concert op de Amstel, en presenteert de Keti Koti-herdenking op 1 juli. Van vaderskant stamt ze af van marrons.

 

 

 


Dit artikel verscheen eerder in NC Magazine nr. 27 (voorjaar 2025). Het artikel is geschreven door Leonard Ornstein en Larissa Pans, de foto’s zijn van Merlijn Doomernik

Tooltip contents