‘In moeilijke tijden leer je je vrienden kennen’

Alles en iedereen was er klaar voor: de feestelijke heropening van Airborne Museum Hartenstein op 13 maart 2020. En toen gooide COVID-19 roet in het eten. Nu is het museum eindelijk open voor publiek. Een gesprek met conservator Jory Brentjens en directeur Ronnie Weijers.

Conservator Jory Brentjens stond kort voor de feestelijke heropening van het Airborne Museum Hartenstein voor de zekerheid nog wat vitrines te poetsen toen het noodlottige bericht binnenkwam: het feest gaat niet door, alle musea moeten op last van de overheid per direct dicht. Lang was er naar de feestelijke heropening op 13 maart 2020 toegeleefd. Het statige landhuis Hartenstein in Oosterbeek, dat tijdens de Slag om Arnhem als hoofdkwartier diende voor de Britse troepen, was jarenlang verbouwd. Vijf maanden was het oorlogsmuseum dicht geweest.

En dat was niet eens het ergste. Want terwijl in de tuin de feesttent er verlaten bijstond, wachtten in nabijgelegen hotels de hoogbejaarde veteranen die speciaal voor de heropening uit Groot-Brittannië waren overgekomen. De veteranen werden naar huis gestuurd, niet wetend of hun gezondheid een nieuwe reis zou toelaten. Het pand dat eindelijk in originele staat was gerestaureerd, kreeg niemand te zien. Daarbij kreeg het museum het als gevolg van de gedwongen sluiting ook financieel moeilijk.

Toch hebben de tegenslagen ook veel moois opgeleverd, vertelt Ronnie Weijers, die midden in de pandemie de nieuwe directeur werd van het museum. “We wisten dat ons museum diep geworteld is in de geschiedenis van de regio, maar tijdens de crisis zagen we nog eens bevestigd hoe betrokken mensen uit de omgeving zich voelen bij het museum. Ze zeggen niet voor niets: in moeilijke tijden leer je je vrienden kennen.” Overheid, provincie, gemeente, fondsen: allemaal stelden ze geld beschikbaar om het museum overeind te houden. Maar het ontroerendste gebaar kwam van particuliere donateurs. Mensen uit de omgeving die de eigen portemonnee trokken omdat ze vonden dat het museum hun lokale geschiedenis – soms direct onderdeel van hun eigen familiegeschiedenis – moet blijven vertellen. “We zijn daar heel erg door geraakt”, zegt Weijers.

Nadruk op persoonlijke verhaal
Villa Hartenstein, waar het Airborne Museum is gevestigd, is een prachtige buitenplaats met een imposante oprijlaan in het Arnhemse buurdorp Oosterbeek. Het pand diende achtereenvolgens als herberg, woning en hotel. Totdat het in september 1944 tijdens de Slag om Arnhem onder leiding van generaal-majoor Roy E. Urquhart noodgedwongen werd omgedoopt tot hoofdkwartier van de Britse luchtlandingstroepen. Het museum vertelt onder meer het indrukwekkende verhaal van Urquhart en zijn troepen, maar ook dat van Nederlanders in het verzet, over het mislukken van de Slag om Arnhem en de evacuatie van alle inwoners van Arnhem en de omliggende dorpen.

Al snel na de oorlog, in 1949, werd het Airborne Museum opgericht. Door de Britten achtergelaten uniforms, wapens en ander militair materieel dienden als basis voor de collectie. “De Slag om Arnhem en het militaire verhaal vormen nog altijd de basis van het museum,” vertelt Weijers in zijn directiekamer, “maar het accent ligt inmiddels op het persoonlijke verhaal. En er is meer aandacht voor een meervoudig perspectief: dat van de Duitse kant en dat van de Poolse parachutistenbrigade die in Driel was geland.” Daarbij heeft het museum sinds 2009 de Airborne Experience. Een indrukwekkende ruimte van maar liefst negenhonderd vierkante meter waar de bezoeker de oorlog in zekere zin kan ervaren. Een vlucht met een glider (‘Hold tight, chaps!’), oorlogsgevechten, een verlaten en spookachtig Arnhem, terugtrekkende soldaten. En alles is voorzien van indringende geluiden, gigantische filmfragmenten en realistische reconstructies.

Favoriete museumstukken
Voorzichtig navigerend door het museum – het heeft inmiddels een stille heropening gehad – toont Brentjens enkele favoriete museumstukken die achtereenvolgens het optimisme, de chaos en de evacuatie tijdens de Slag om Arnhem inzichtelijk maken. Zoals de houten bolderkar die de familie Timmerman meenam tijdens hun vlucht te voet naar Groningen. Een doosje benzedrinepillen die door de soldaten als pepmiddel werden gebruikt. De kleine jachthoorn van luitenant-kolonel John Frost, gebruikt om na de landing op de Renkumse Heide het signaal ‘verzamelen’ te blazen. De jachthoorn van Frost werd in juli 1945 teruggevonden in de puinhopen rond de Rijnbrug en in 1997 door de vinder aan het museum geschonken. Ook te zien: het rood-witte speldje voor slechthorenden van brigadegeneraal John Hackett, die dankzij het speldje en burgerkleding de straat op kon zonder door de nazi’s als Brit herkend te worden.

En misschien wel het meest aandoenlijke stuk: een kale, versleten knuffelbeer die in de oorlog zijn vacht en ogen verloor. Luitenant-ter-zee Arnoldus Wolter kocht de knuffelbeer na de aankomst van de Britten in Nederland voor zijn pasgeboren dochter die hij samen met zijn vrouw had achtergelaten. Het toont het optimisme dat hij en de Britten over Operatie Market Garden hadden, alsof de strijd al gewonnen was. Het liep anders: de beer ging mee op evacuatie.

Veel veteranen zien Hartenstein als een tweede thuis. “De frontlinie was op tweehonderd meter van dit pand, dus het is een zwaarbevochten plek geweest”, vertelt Brentjens. De conservator eindigt zijn rondleiding in de stiltekamer waar talloze portretfoto’s en bijbehorende medailles van gevallen soldaten hangen. Brentjens: “Villa Hartenstein wordt een van de laatste ooggetuigen van de oorlog.”


Dit artikel verscheen eerder in NC Magazine nr. 20 (najaar 2021). Het artikel is geschreven door Yasmina Aboutaleb, de foto’s zijn van Mike Bink en Daan van Oort.

Tooltip contents