Gedwongen tewerkgesteld: Herinneringen aan de Arbeitseinsatz

Als directeur van een basisschool vertelde Wim Missel (98) tijdens de geschiedenislessen alles over de oorlog, maar niets over de Arbeitseinsatz. En dat terwijl hijzelf als tiener in nazi-Duitsland had moeten werken, onder barre omstandigheden, met slechts een keteltje soep en 400 gram brood per week. “Achteraf zeg ik: dat zwijgen was niet juist.”

 Missel is een van de ruim 500.000 Nederlandse mannen die tijdens de bezetting in nazi-Duitsland zijn tewerkgesteld. De ervaringen van deze mensen – een half miljoen op een bevolking van negen miljoen – zijn slechts mondjesmaat belicht. Daar brengt het meerjarig onderzoeksproject ‘Gedwongen – tewerkgesteld in Duitsland’ van het Nationaal Comité 4 en 5 mei en het NIOD nu verandering in. Herinneringen die jaren zijn blijven liggen, krijgen het licht in de vorm van een tentoonstelling, een podcast, een graphic novel en een boek.

Renske Krimp-Schraven is initiator en onderzoeker van het project. “Ik werkte al geruime tijd bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei toen ik me realiseerde dat deze groep in de herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog vrijwel ontbreekt. Hoe is dat gekomen? De tewerkgestelden zijn bij terugkeer in Nederland na de oorlog snel in hun schulp gekropen. Ze merkten dat ze niet pasten in het gewenste beeld. Hen werd nagedragen dat ze hadden bijgedragen aan de Duitse economie, en dat ze daar zelf voor gekozen hadden. De focus lag op de mannen die wél in onderduik waren gegaan, wat als de enige juiste keuze werd beoordeeld – zonder de vraag of dit wel voor iedereen een optie was geweest.

Aan de foute kant
In de tentoonstelling komen deze dilemma’s aan bod, met een centrale rol voor vijf ooggetuigen, allen negentigplussers. De oudste van hen, de Groninger Pieter Bouma, is nu 101. Als student weigerde hij de loyaliteitsverklaring te tekenen, waardoor hij voor de Arbeitseinsatz werd opgeroepen. Zijn vader hielp als arts in het ziekenhuis in het geheim Joden en wilde om die reden niet dat zijn zonen zouden onderduiken. Pieter en zijn broer kwamen te werken in Berlijn, waar de geallieerde bommen een dagelijks terugkerend gevaar vormden. ‘’Als je aldoor denkt ‘oh God, de dood’, dan ga je kapot. We spraken af om heel snel te bridgen, niemand mocht nadenken, nee door, door!” Na de oorlog kreeg Pieter verwijten dat hij aan de foute kant had gestaan. Hij hield zijn mond over wat hij had meegemaakt.

(On)vrijwillig
De Arbeitseinsatz in bezet Nederland was als een net dat steeds strakker werd gespannen. Tot aan maart 1942 was het vrijwillig, behalve voor werklozen. Daarna ging het vrijwillige karakter eraf en kwam een groter deel van de beroepsbevolking op de radar. De Duitse bezetter kamde werkomgevingen af op ‘overbodig’ personeel en beval bovendien hele jaargangen van jonge mannen om zich te melden. Renske Krimp-Schraven: “In de eerste twee fasen was het concept van onderduiken nog nauwelijks van de grond gekomen, er waren dus weinig plekken om je te verstoppen. Ook kregen veel jongens van hun omgeving te horen: ‘Ga nou maar, jij bent nog jong en sterk, dan kan vader hier blijven. Wie weet wat de Duitsers anders met ons doen.’ Anderen gingen omdat ze kostwinners waren en in nazi-Duitsland voldoende geld voor hun gezin konden verdienen. Dat werd beleefd als een nobele keuze, een zekere mate van zelfopoffering. Hoe groot de druk was om te gaan hing sterk af van persoonlijke omstandigheden. De grens tussen vrijwillig en onvrijwillig werken in nazi-Duitsland werd na de oorlog scherp getrokken, maar was in werkelijkheid veel complexer.”

Totale Arbeitseinsatz
Het beeld verschuift naarmate de bezetting harder werd. In mei 1943 werd de totale arbeidsinzet voor alle mannen tussen de 18 en 35 jaar afgekondigd. Nu kwam het onderduiken wél op gang: naar schatting zo’n 250.000 tot 300.000 weigerden aan hun oproep te gehoorzamen. De bezetter voerde razzia’s uit om deze mannen te pakken te krijgen. In het laatste oorlogsjaar vielen alle volwassen mannen tussen de 16 en 60 jaar onder de Duitse arbeidsplicht. Alleen wie een onmisbare functie had, kreeg een uitzonderingspositie en mocht in Nederland blijven.

“Dat er nu meer mannen kozen voor onderduiken, kwam deels door de verhalen die inmiddels in Nederland de rondgang deden”, legt Krimp uit. “Ervaringen van tewerkgestelden over slechte omstandigheden, honger, levensgevaarlijke bombardementen. Maar beeldvorming uit het verzet speelde ook een rol. Op een veelgebruikte prent uit de illegale pers stond: ‘MELD JE NIET! Laat je niet pakken, voor den donder. Wees een vent en duik onder!!’ Je was welhaast een landverrader als je toch naar nazi-Duitsland ging.”

Aardige Duitsers
De tewerkgestelden in nazi-Duitsland kwamen in zeer verschillende omstandigheden terecht. De een had het best goed, zowel in de dagelijkse verzorging als op de werkplek; de ander voelde zich alsof hij in de hel was beland. Aan het begin van de Arbeitseinsatz mochten de Nederlandse arbeiders nog met verlof naar huis, terwijl een andere tewerkgestelde voor hen garant stond. Dat moest vluchtpogingen voorkomen of, zoals het officieel heette, ‘contractbreuk’. In geval van sabotage of wangedrag waren de repercussies fors: Een tijdje Arbeitserziehungslager (AEL), een concentratiekampregime vol ontberingen en honger, was voldoende om elke vorm van opstandigheid te breken.

Krimp-Schraven: “De tewerkgestelden die vreselijke dingen hadden meegemaakt, moesten hun pijn en trauma na de oorlog als het ware inslikken. Ze werden niet gezien als slachtoffergroep en hebben zichzelf ook niet als zodanig geprofileerd. Terwijl toch zo’n 30.000 mannen de tewerkstelling niet hebben overleefd. Dat de teruggekeerde mannen zich stilhielden had veel te maken met schaamte voor een zogenaamd verkeerde keuze. En vergeet niet dat de ervaringen sterk heterogeen waren. Er was niet één verhaal, niet één slachtoffergroep, niet één groep van overlevenden. Zij die het hadden getroffen met hun verblijf, die weinig te kort waren gekomen en aardige Duitsers hadden leren kennen, snapten dat hun verhalen in bevrijd Nederland niet welkom waren – zeker in het Westen waar mensen nog nauwelijks van de hongerwinter waren bekomen.”

In elke familie
De vijf mannen uit de tentoonstelling komen in een vijfdelige podcast uitgebreid aan het woord. Zij horen bij de laatste groep van ongeveer vijftig getuigen die Krimp-Schraven heeft kunnen interviewen. Hun verhalen zijn de basis voor haar boek dat in maart 2024 uitkomt en expliciet ingaat op de herinneringen van ooggetuigen. Herinneringen van de nog levende mannen gecombineerd met bronnen uit het privéarchief van wijlen Karel Volder: een tewerkgestelde die in de jaren tachtig memoires van lotgenoten heeft verzameld.

Voor de jongere doelgroep is er een prachtig vormgegeven online graphic novel over Co Knuppelder, die als 18-jarige Amsterdammer tot werk in nazi-Duitsland werd bevolen. Hij nam zijn beste kostuum mee, niet wetend wat hij kon verwachten. Co moest werken in wapenfabrieken in de buurt van Berlijn, maar had het naar eigen zeggen niet slecht. Alleen van de dramatische allerlaatste periode, het vluchten voor de geallieerde bombardementen door nachtenlang te lopen, kan hij zich niets herinneren – volledig uit zijn geheugen gewist.

Krimp-Schraven: “Ik ben heel blij dat deze verhalen nu beschikbaar zijn voor het publiek. Het gekke is, vrijwel elke familie in Nederland heeft hier toen mee te maken gehad. En vaak weten de kinderen en kleinkinderen er niets van. Brieven zijn verbrand, herinneringen zijn weggedrukt. Ook in mijn eigen familie is het verhaal weg. Mijn opa heeft in nazi-Duitsland gewerkt en niemand weet precies wat en hoe. Helaas heb ik ook niet op tijd bedacht om hem ernaar te vragen. Ik hoop dat het nu duidelijk wordt wat de impact kan zijn van deze ervaringen. Waarom vader of opa altijd heel stil werd op 4 mei. En waarom Ben Tesink, een van de tewerkgestelden, de kachel in de winter altijd een graadje hoger zette.”


Het in 2018 gestarte project ‘Gedwongen – tewerkgesteld in Duitsland’ is een samenwerking van het Nationaal Comité 4 en 5 mei en het NIOD, gericht op zowel onderzoek als publiekspresentatie.

De tentoonstelling is t/m januari 2025 te zien in Nationaal Monument Kamp Amersfoort. De podcast en de graphic novel vindt u op de projectwebsite www.gedwongen-tewerkgesteld.nl. Op 25 maart verscheen bij Uitgeverij Boom het boek van Renske Krimp Tewerkgesteld – Getuigenissen van de Arbeitseinsatz, waarin zij de ervaringen en de herinneringen van honderden mannen tot leven wekt, gebaseerd op memoires en nieuwe getuigeninterviews.


Dit artikel verscheen eerder in NC Magazine nr. 25 (najaar 2024). Het artikel is geschreven door Alex Bakker, de foto’s zijn van Tijl Akkermans.

Tooltip contents