Op 12 september 1944 bevrijdden geallieerde troepen het eerste dorp van Nederland: het Limburgse Mesch. Maar onder de troepeninzet in die regio bevond zich een groep van Afro-Amerikaanse militairen die net als in de Amerikaanse maatschappij gescheiden werden van witte Amerikanen. Hun inzet en verhalen bleven lang ondergeschoven in de geschiedenis, wat was hun rol?
De eindeloze rijen spierwitte kruizen, strak in het gelid, vormen het iconische beeld van de Amerikaanse Begraafplaats bij het dorpje Margraten. Dit is de plek waar vele duizenden Amerikaanse soldaten, gesneuveld bij de bevrijding van West-Europa, hun laatste rustplek hebben gevonden. Toch kennen maar weinig mensen het verhaal achter de aanleg van deze bekende oorlogsbegraafplaats: in het najaar van 1944 werden zwarte soldaten als grafdelvers ingezet – zonder graafmachines, alles met hand en schop. In deze tijd was het Amerikaanse leger officieel gesegregeerd; men wilde witte en zwarte militairen gescheiden houden, net als in grote delen van de maatschappij. Ook werden zwarte militairen over het algemeen uitgesloten van deelname aan gevechtshandelingen, vanuit het vooroordeel dat ze geen goede soldaten zouden zijn. Hun bijdrage bleef dan ook grotendeels beperkt tot een plek in de ondersteunende troepen.
Logistieke depots
Van oktober 1944 tot het voorjaar van 1945 waren in het zuiden van Limburg een aantal logistieke depots van het 9e Amerikaanse leger ingericht. Deze werden gebruikt voor opslag van voedsel en materieel, onderhoud, vervoer en communicatie. Vrachtwagens reden af en aan, en de garages, voorraadtenten, keukens, bakkerijen en wasserettes werden voor een groot deel door Afro-Amerikaanse militairen gerund. Van groot belang voor de oorlogsvoering, maar letterlijk niet op de frontpositie en daarmee is de inzet van deze militairen lange tijd een blinde vlek in de geschiedvertelling geweest, legt projectleider en historicus Sebastiaan Vonk van de stichting Black Liberators in the Netherlands uit: “Een deel van de in totaal 1,2 miljoen Afro-Amerikaanse soldaten in het leger van de Verenigde Staten was in Nederland gestationeerd, vooral in Limburg, maar ook in Gelderland en Noord-Brabant. Onze stichting wil het beeld van hun aanwezigheid in deze provincies zo volledig mogelijk krijgen, dus waar ze precies waren, wat ze deden, welke taken ze verrichtten, welke contacten met de lokale bevolking ze onderhielden. Wij werken door op de belangrijke oral history-projecten, die grondlegger Mieke Kirkels enige jaren geleden heeft geleid. Zij wist nog getuigenissen uit de eerste hand vast te leggen, dus van de dorpsbewoners en zwarte soldaten zelf, én van de kinderen van toen, die uit contact tussen beide groepen op de wereld zijn gekomen.”
Wiggins Park
Een van de grafdelvers van Margraten was Jefferson Wiggins, die op 16-jarige leeftijd dienst nam in het leger. Wiggins was afkomstig uit Alabama, waar de constante aanwezigheid van racisme het dagelijks leven bepaalde, zoals in de meeste zuidelijke staten van de Verenigde Staten. Nadat in juli 1944 de geallieerde opmars in gang gezet was, werd de zwarte compagnie achter de rest van de troepen aangestuurd. Zo kwam Wiggins met zijn zwarte compagnie, geleid door witte officieren, in het najaar van 1944 in Zuid-Limburg om daar de akkers van Margraten te veranderen in een reusachtige begraafplaats. Het grove en zware graafwerk was voor hun rekening. Witte eenheden verzorgden later de registratie en identificatie van de gesneuvelde soldaten. Pas vijfenzestig jaar later zou Wiggins weer voet zetten op deze begraafplaats om tijdens de herdenking in Margraten zijn herinneringen te delen met het publiek. Niet alleen zijn ervaringen waren voor velen onbekend, ook verbaasde hij zich erover hoe weinig mensen wisten van het institutionele racisme dat het Amerikaanse leger ten tijde van de Tweede Wereldoorlog verdeeld had. Voor Wiggins werd dat zijn drijfveer om erkenning te vragen voor de Afro-Amerikaanse soldaten en hun betekenis voor de bevrijding van Europa, iets wat hij tot zijn dood in 2013 bleef doen. Dat bleef niet onopgemerkt. Vorig jaar werd tijdens Memorial Day, de Amerikaanse dodenherdenking op de laatste maandag in mei, in Margraten het Wiggins Park als eerbetoon aan de zwarte bevrijders onthuld.
Het 784e tankbataljon bij Venlo
Ondanks het feit dat de legerleiding vasthield aan de opvatting dat zwarte militairen niet geschikt waren voor het slagveld, zijn er toch uitzonderingen geweest, stelt Vonk: “Het beeld is niet honderd procent eenduidig. De Amerikaanse regering wilde een evenredige afspiegeling van de gehele mannelijke bevolking in het leger terugzien. Die moesten dan idealiter ook nog gelijk verdeeld zijn over alle krijgsmachtdelen. Beide doelstellingen bleken lastig te halen. In combinatie met het commentaar op de vele ondersteunende rollen waarin ze belandden, werd besloten uiteindelijk toch zwarte infanteriedivisies op te richten. Zo zijn er drie tankbataljons van zwarte soldaten geformeerd: het 758e, 761e en 784e.”
Die laatste divisie zou nou net een actieve rol in Limburg gaan spelen. De geallieerde opmars stokte in het najaar van 1944; het duurde tot de lente voordat de troepen de rest van Nederland konden bevrijden. Het 784e tankbataljon hielp begin maart 1945 de 35e infanteriedivisie met de bevrijding van Venlo. Zo hebben iets meer dan 700 Afro-Amerikaanse militairen in Nederland gevochten. Geen van hen is gesneuveld tijdens de bevrijding van Venlo.
Wel zijn mannen van het 784e tankbataljon op latere momenten bij gevechten gedood. Ook zij liggen in Margraten begraven. Toen het tekort aan militairen gedurende de laatste maanden van de oorlog begon aan te houden, werd er vanuit de Amerikaanse top overgegaan tot een vergaande stap: onder de zwarte ondersteunende afdelingen werd een oproep verspreid om over te stappen naar de infanterie, om naar het front te gaan. Ongeveer 5000 mannen meldden zich, van wie uiteindelijk de helft als zwarte pelotons bij witte eenheden is geplaatst. Vonk: “Dit is historisch gezien zeker opmerkelijk, want hier is de facto de segregatie in het leger doorbroken. Uiteindelijk is vanaf 1948 door president Truman begonnen met de echte desegregatie in het leger.”
Paratrooper Woodland
Bernard Woodland zorgde er zélf voor dat hij als Afro-Amerikaanse man in een witte gevechtseenheid kwam. Vanwege zijn gemengde afkomst had hij een lichte huid, maar toch kreeg hij het label colored. Toen hij in 1942 werd opgeroepen voor het leger voelde hij dan ook weinig voor een positie bij de ondersteunende troepen. Hij vervalste zijn papieren en kwam terecht bij de (witte) 82e Airborne Divisie. Als paratrooper werd hij ingezet bij Operation Market Garden. Een dag na de Waaloversteek van 20 september 1944 raakte hij zwaar gewond tijdens het verdedigen van het bruggenhoofd aan de kant van Lent. Hij werd vervoerd naar een militair hospitaal in België, waar hij vier dagen later overleed. Zijn naam staat op een herdenkingsmonument aan de Waaloever, tezamen met die van 47 gevallen kameraden. Woodlands broer Donald volgde zijn voorbeeld: ook hij vervalste zijn papieren om te mogen vechten. Hij overleefde de oorlog wel. Hun verhalen zijn uitzonderlijk. Niet alle zwarte mannen voelden in die jaren de motivatie om het Amerikaanse leger te dienen. Sebastiaan Vonk: “Dit was echt een onderwerp van discussie. Waarom vechten voor jouw land, hetzelfde land dat jou buitenspel laat staan? Waarom zou je strijden voor vrijheden die je zelf niet hebt? Voorstanders verkondigden echter het standpunt dat dit juist de kans was om aan te tonen dat zwarte Amerikanen ‘good American citizens’ waren, en dat dit van groot belang was in de emancipatie. In de zwarte media werd dit de double victory campaign genoemd: strijden voor vrijheid overzees en voor vrijheid thuis.”
Een ander plaatje
De stichting Black Liberators in the Netherlands heeft 80 jaar na de bevrijding nog altijd een duidelijk doel: het beeld van de zwarte bevrijders in ons geheugen griffen. Vonk: “Iedereen is bekend met het beeld van een witte soldaat in combat action als het gaat om de bevrijding. Het zou mooi zijn als musea en media eens kiezen voor een ander plaatje. In de representatie van geallieerde militairen kun je namelijk ook het belang van de ondersteunende troepen en de opoffering van de zwarte militairen in beeld brengen. Dan maak je de onderbelichte schakels van de logistiek zichtbaar. Want zonder ondersteunende troepen kun je onmo- gelijk een oorlog winnen.” Om deze gedachte kracht bij te zetten zet de stichting zich nog altijd in voor het realiseren van een monument dat de rol van zwarte soldaten bij de bevrijding van Europa onder de aandacht brengt. De locatie hiervoor? Vonk: “Dat weten we nog niet precies. Een logische keuze zou het gebied zijn waar de depots waren gevestigd, dus in de buurt van Maastricht, Heerlen, Valkenburg, gezien de hoeveelheid militairen die daar waren gestationeerd. Overigens willen we als stichting tegelijk een academisch promotieonderzoek initiëren. Zo’n PhD kan het onderzoek in één klap op een hoger niveau brengen en ook de totstandkoming van een monument van voldoende onderbouwing voorzien. Dit bijzondere oorlogsverhaal verdient meer verdiepend onderzoek.”
Assimilering van Native Americans
Een andere etnische groep in het leger van de VS waren de Native Americans. Naar schatting vochten 45.000 inheemse Amerikaanse soldaten mee in de Tweede Wereldoorlog. Opmerkelijk genoeg gebeurde bij hen min of meer het omgekeerde als bij de zwarte soldaten: zij werden juist gedwongen te assimileren in de witte structuur en hun eigen cultuur zoveel mogelijk op te geven, alleen al door een Westerse achternaam aan te nemen. Dit maakt archiefonderzoek naar hun verhalen lastig. Desondanks zal volgend jaar in het Vrijheidsmuseum in Groesbeek een wisselexpositie te zien zijn over hun verhalen, samengesteld door Amerikaniste dr. Mathilde Roza.
Dit artikel verscheen eerder in NC Magazine nr. 26 (najaar 2024). Het artikel is geschreven door Alex Bakker.