In oktober 2020 aanvaardde de International Holocaust Remembrance Alliance (IHRA) een ‘Werkdefinitie van Antiziganisme en de discriminatie van Roma’. Met de aanvaarding erkende de IHRA dat de ontkenning van de genocide op Sinti en Roma heeft bijgedragen aan de vooroordelen en de discriminatie die veel Sinti en Roma vandaag de dag nog steeds ervaren.

In de komende jaren is het de bedoeling dat de 34 bij de IHRA aangesloten lidstaten in hun eigen land de Werkdefinitie gaan implementeren, aangespoord door het Committee on the Genocide of the Roma, die namens de IHRA verantwoordelijk was voor het opstellen van de Werkdefinitie.

Het Zigeunermonument
De aanvaarding van de Werkdefinitie kan worden gezien als een belangrijke steun in de rug van de Nederlandse Sinti en Roma die al jarenlang strijden voor erkenning van het leed dat hun en hun familieleden voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog is aangedaan.

De Sinti en Roma die de oorlog wisten te overleven, stond in Nederland geen warm welkom te wachten. Onbegrip, beeldvorming en vooroordelen leidden tot een wederzijds wantrouwen tussen overheid, burgers en Sinti en Roma. Over de oorlog werd veelal gezwegen. Door de Sinti en Roma, ook uit bescherming van hun eigen cultuur en tradities. En door de rest van Nederland: in de eerste decennia na de bevrijding was het verzetsperspectief in de nationale herinnering aan de Tweede Wereldoorlog leidend.

In november 1978 werd door initiatiefnemer Koko Petalo in Amsterdam het Zigeunermonument Hel en vuur onthuld, ontworpen door beeldhouwster Heleen Levano. Het monument was een van de eerste ter wereld dat specifiek verwees naar de vervolging van Sinti en Roma tijdens de oorlogsjaren.

Met onder meer de onthulling van het Zigeunermonument, de uitgave van verschillende (wetenschappelijke) publicaties en de oprichting van diverse belangenorganisaties, groeide vanaf het einde van de jaren zeventig de publieke aandacht. Zeker nadat in 1994 Aad Wagenaar via Theresia ‘Crasa’ Wagner ontdekte dat het ‘meisje met het hoofddoekje’ uit de bekende ‘Westerborkfilm’ een Sintezza genaamd Settela Steinbach was.

In de jaren negentig werden steeds meer initiatieven door de gemeenschap zelf georganiseerd. Sinti- voorman Hannes Weiss, zijn dochter Lalla en neef Zoni Weisz namen het voortouw om vanaf 1994 jaarlijks in kamp Westerbork het transport van 19 mei 1944 te herdenken. Ook speelden zij rond de eeuwwisseling een leidende rol bij gesprekken met de regering-Kok over restitutie van in de oorlog geroofde tegoeden.

Samenwerking
Tegenwoordig gaan Sinti en Roma uit de tweede en derde generatie voorop in de strijd om erkenning van het oorlogsleed. Hiertoe wordt regelmatig de samenwerking gezocht met overheden. Neem de reizende tentoonstelling van Stichting O Lungo Drom van wijlen Beike Steinbach en Peter Jorna die in vijftien jaar, in samenwerking met ruim twintig gemeenten, duizenden bezoekers over het verleden en heden van de Sinti en Roma wist te informeren. Onlangs werd de tentoonstellingscatalogus in combinatie met een publicatie over de geschiedenis van Sinti en Roma in Den Haag en een biografie van Anjes Wolfs-Driessen over haar moeder, Auschwitz-overlevende Mädie Franz, in opdracht van Kamervoorzitter Arib aan alle 150 kamerleden uitgereikt.

Dergelijke samenwerkingen, die door de IHRA worden aangemoedigd, vinden ook internationaal plaats. Zo sluiten er Nederlandse belangenorganisaties aan bij activiteiten die wereldwijd in het kader van Roma Holocaust Memorial Day en Holocaust Memorial Day worden georganiseerd. Onder leiding van Sabina Achterbergh, voorzitter van de Vereniging Sinti, Roma, Woonwagenbewoners Nederland, is er jaarlijks een Nederlandse delegatie aanwezig bij de herdenking van de liquidatie van het Zigeunerlager in Auschwitz-Birkenau. En Mila van Burik Bihari stelde een educatieve tentoonstelling samen over Roma en Sinti vanuit Europees perspectief, die een aantal jaren rond 27 januari op de Hogeschool Utrecht voor studenten te zien was.

Ook bij nieuw internationaal onderzoek waren Nederlandse instellingen betrokken. Een Europees samenwerkingsverband onder leiding van de Universiteit van Amsterdam leverde bijvoorbeeld een bijdrage aan een baanbrekend archeologisch onderzoek naar het interneringskamp Lety, een nazi-concentratiekamp voor Roma in het huidige Tsjechië. In de komende jaren zal mede op basis van dit onderzoek in Lety een nieuw herinneringscentrum verrijzen.

Signaal
Toch zijn we er nog lang niet. Veel van de stereotyperingen die in de Werkdefinitie worden benoemd, zijn nog altijd springlevend. De aanvaarding van de Werkdefinitie zou daarom een krachtig signaal voor bijvoorbeeld gemeenten, musea en herinneringscentra moeten zijn om de initiatieven die er vanuit de Sinti- en Romagemeenschap worden ontwikkeld, (nog beter) te omarmen, te ondersteunen en een landelijk podium te bieden. Zodat, zoals overlevende Zoni Weisz het in 2011 in een toespraak voor de Duitse Bondsdag stelde, Sinti en Roma net als alle andere Europeanen dezelfde rechten en kansen krijgen:

“Ik spreek de hoop uit dat onze geliefden niet tevergeefs zijn gestorven. We moeten, al was het maar voor hen, de boodschap van vreedzame co-existentie blijven verkondigen en bouwen aan een betere wereld. Zodat onze kinderen in vrede en veiligheid kunnen leven.”


Sinti en Roma worden wereldwijd al eeuwenlang onderdrukt en vervolgd. De eerste groep Sinti en Roma werd in 1420 in Nederland gezien. Waar zij eerst nog gastvrij werden ontvangen, daar werd de gemeenschap vanaf de 17de eeuw intensief opgejaagd. Sinti en Roma werden gezien als ‘rondtrekkende dieven’ en ‘vagebonden’, lui en gemakzuchtig, ‘zonder enige vorm van zeden’.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden naar schatting meer dan 500.000 Sinti en Roma uit heel Europa door de nazi’s vermoord in wat de Porajmos is komen te heten. Voor de Tweede Wereldoorlog woonden er ongeveer 4500 Sinti en Roma in Nederland. Vanaf juli 1943 mochten Sinti en Roma niet meer in Nederland rondreizen. Op 16 mei 1944 vonden er vervolgens razzia’s plaats: 578 Sinti, Roma en ‘reizigers’ (woonwagenbewoners) werden door voornamelijk Nederlandse politieagenten opgepakt en naar kamp Westerbork weggevoerd.

Drie dagen later, op 19 mei 1944, werden vanuit Westerbork 245 Sinti en Roma naar Auschwitz-Birkenau gedeporteerd. De meesten moesten nog 18 jaar worden. Slechts 31 van hen zouden de oorlog overleven.


IHRA
Bas Kortholt is onderzoeker bij Kamp Westerbork en is lid van de Nederlandse IHRA-delegatie. Binnen IHRA werken overheden en experts samen aan het bevorderen van educatie over, herdenking van, en onderzoek naar de Holocaust en het bestrijden van antisemitisme. Nederland is een van de 34 leden van de IHRA. Meer informatie: holocaustremembrance.com.

 


Dit artikel verscheen eerder in NC Magazine nr. 19 (voorjaar 2021). Het artikel is geschreven door Bas Kortholt,  de foto is van Rob Bogaerts/Nationaal Archief/Anefo.

Tooltip contents