De openbaarmaking van beladen dossiers

Op 1 januari wordt het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging openbaar gemaakt en kunnen deze bijzondere strafdossiers worden ingezien. De openstelling en digitalisering zorgen voor veel discussie. In deze interviewreeks laten we verschillende betrokkenen aan het woord over de mogelijke impact van de openbaarmaking, voor henzelf en hun familiegeschiedenis.

Klinisch psycholoog Jeroen Otten (1961) is de kleinzoon van Henk Feldmeijer, de oprichter en Voorman van de Nederlandse SS. Otten schreef het boek De Oerknal, de hersenen & Henk Feldmeijer.

“Voor mijn boek over mijn familiegeschiedenis ben ik zo’n 25 jaar geleden het archief ingedoken. Destijds had ik toestemming nodig om uit bepaalde publicaties te publiceren, bijvoorbeeld het strafdossier van mijn oma. Tegenwoordig is een zoektocht in het archief veel eenvoudiger. Ik ontdekte een uitgebreide correspondentie van mijn overgrootouders, waarin het goed zichtbaar werd hoe ze meebewogen met de keuzes van hun zoon. Mijn grootste drijfveer was om te begrijpen waar het vreemde gedrag van mijn vader vandaan kwam. Deze zoektocht gaf meer inzicht in hoe mijn vader door de oorlog beschadigd was.

Ik ben in principe voor openstelling van het archief. Voor familieleden van collaborateurs kan het lastig zijn om de fouten van ouders onder ogen te zien, dat begrijp ik. Omdat het om mijn grootvader ging, keek ik er met wat meer afstand naar. Ten eerste is het voor kinderen belangrijk te beseffen dat je zelf niets verkeerd hebt gedaan. Je kunt het zien als een kans om te begrijpen hoe het echt zit. Vaak voelde je immers al aan dat er iets niet klopt in je familie. Hoewel pijnlijk, geloof ik als psycholoog dat het beter is om de waarheid te kennen. Het traject is misschien makkelijker wanneer je niet alleen op zoek gaat, maar samen met iemand met compassie die je bijstaat.

De discussie over dit archief draait uiteindelijk om transparantie versus privacy. Ik ben bijna altijd voorstander van transparantie. Die had hier al veel eerder kunnen zijn. Maar vlak na de oorlog werd er nog erg in termen van goed en fout gedacht, zonder grijstinten. Dat maakte de discussie lastig. Want wat de psychologie ons leert, is dat ieder mens onder extreme omstandigheden zowel tot goede als tot slechte daden in staat is. Ook in deze tijd van ‘cancelcultuur’ is het een spannende kwestie. Mensen horen één feit en trekken direct vergaande conclusies. Je moet gedrag echter altijd in de juiste context plaatsen. Met de bril van nu is het makkelijk oordelen. Het is essentieel om gebeurtenissen te zien in de tijd waarin ze plaatsvonden. Daarnaast verdienen mensen die hun straf hebben uitgezeten en berouw hebben getoond, een tweede kans.”

Miloe van Beek (1974) schreef het boek Daar praten wij niet over: de erfenis van een oorlogsverleden (Uitgeverij Meulenhoff) over haar oma wier vaders bij de NSB zat. Een boek over hoe verstikkende familiegeheimen generaties lang doorwerken.

“In de discussie rondom het CABR ontstaan al snel twee kampen: de nabestaanden van de slachtoffers willen dat het dossier zo snel mogelijk wordt vrijgegeven, terwijl de nabestaanden van de daders vrezen voor de gevolgen van openbaarmaking. Hoewel ik dat begrijp, deel ik die angst niet. Natuurlijk kan ik er als derde generatie met meer afstand naar kijken, maar ik denk sowieso dat openheid zelden zorgt voor nare reacties. Ook toen mijn boek verscheen, was mijn familie bang dat het voor problemen zou zorgen. Maar ik heb alleen maar hartverwarmende reacties gekregen. Mensen zijn aan het denken gezet en hebben meerinzicht gekregen in hoe iemand tot de keuze voor het nationaal-socialisme komt.

We kunnen veel leren van het verleden, je weet nooit precies wat iemand heeft meegemaakt, hopelijk helpt die kennis om het zware stigma te verlichten. In het archief ligt volgens mij de sleutel om los te komen van de strikte scheidslijnen tussen dader en slachtoffer. We willen allemaal aan de juiste kant van de geschiedenis staan, maar in werkelijkheid is het vaak een grijze zone. Als we meer vanuit nieuwsgierigheid naar elkaar kijken, in plaats van direct te oordelen, zal de schaamte hopelijk ook verdwijnen

Mijn generatie, de (achter)kleinkinderen, wil weg van die twee kampen. Wij zoeken naar een manier om samen naar dit verleden te kijken. We hebben meer gemeen dan dat we verschillen, hoe ongemakkelijk dat ook voelt. Als we elkaar op die manier benaderen, ontstaat ruimte voor een gelijkwaardige dialoog. Dat begint overigens bij een meer neutrale berichtgeving, waarin niet steeds het woord ‘fout’ wordt gebruikt, of zinsnedes als ‘heulen met de vijand.’

In mijn boek beschrijf ik hoe mijn oma worstelde met haar vader, die steeds verder opklom bij de NSB. Mijn verlangen om dit te begrijpen, betekent niet dat ik zijn daden wil goedpraten. Mijn missie is om de schaamte bij nabestaanden van mensen die verkeerde keuzes hebben gemaakt te doorbreken. Anders blijven deze geheimen generaties lang doorwerken. Het was fout, het was verschrikkelijk, maar door het te verzwijgen verdwijnt het niet, ik ben ervan overtuigd dat het ergens later in de familielijn terugkomt.”

Chanan Hertzberger is voorzitter van het Centraal Joods Overleg (CJO). Het CJO zit in het Ethisch Beraad dat het Nationaal Archief adviseert bij het online toegankelijk maken.

 ‘Het is van extreem belang dat de archieven openbaar worden. Als ik naar mijn eigen familiegeschiedenis kijk, zie ik hoe waardevol deze informatie kan zijn. Mijn moeder werd in 1942 geboren en zat tijdens de oorlog ondergedoken. Haar moeder werd gedeporteerd naar Bergen-Belsen, en haar vader werd vermoord in kamp Mauthausen. Voor zijn deportatie werd hij naar Westerbork gebracht met een strafdossier. Ik wil graag weten wat er in dat dossier staat; ik hoop dat ergens te kunnen vinden.

Als het archief volledig openbaar en digitaal toegankelijk wordt, kunnen we meer te weten komen over wat er precies gebeurd is met onze familieleden. Wie heeft ons verraden? Het is onvoorstelbaar wat er is gebeurd. Joden waren gewone Nederlanders; ze betaalden belasting en werkten. En toch stond er opeens een vrachtwagen voor de deur om hen mee te nemen, vaak met hulp van andere Nederlanders, voor een beloning van slechts 7,50 euro. Waarom doen mensen zulke dingen? Het zou bijzonder waardevol zijn als gedragsdeskundigen al deze informatie kunnen analyseren.

Voor Joodse families is de oorlog nog springlevend. Helaas hebben we weinig tastbare herinneringen aan onze familieleden. Hoe meer kennis er beschikbaar is, hoe beter dat is—niet alleen voor ons, maar ook voor educatieve doeleinden. Zeker in deze tijd is dat noodzakelijk, want antisemitisme is helaas weer actueel. We worden als groep weggezet, en we willen waarschuwen dat dit elke groep kan overkomen. We vragen niet om medelijden, maar om gezien te worden als gewone mensen.

Ik vind dat er nu, met de fasering van de openbaarmaking, wel erg veel rekening wordt gehouden met de bezwaren van de nabestaanden van de foute Nederlanders. Natuurlijk is het voor een kleinkind pijnlijk om te ontdekken dat hun grootvader aan de verkeerde kant stond in de oorlog, als dat niet eerder bekend was. Maar wij kijken (klein)kinderen niet aan op het gedrag van hun (groot)ouders—daar kunnen zij niets aan doen. Wij hebben onze grootouders nooit gekend; voor ons is deze informatie nodig voor onze rouwverwerking.

Het zal ongetwijfeld zwaar zijn om de verhalen te lezen en te ontdekken wat er precies gebeurd is, want er staan natuurlijk gruwelijke dingen in. Maar ons voornaamste doel is meer kennis te vergaren en zo het leed een plaats te geven.”

Oud-Paroolhoofdredacteur en schrijver Sytze van der Zee (1939) schreef in zijn autobiografische boekPotgieterlaan 7 over de positie van NSB-kinderen. In de Volkskrant uitte hij in een ingezonden brief zijn zorgen over de digitalisering van het CABR.

“Het is niet zo dat door dit archief mensen opeens te weten komen dat mijn vader fout was in de oorlog. Dat heb ik al in mijn boek beschreven. Mijn broer was destijds bang daarop aangesproken te worden, maar dat is niet gebeurd. Mijn angst zit niet zozeer in de bekendmaking van nieuwe namen, de namen zijn wel bekend, ik denk niet dat er plotseling iets heel onverwachts bovenkomt. Het gaat mij om wat er in die dossiers staat. Er staan niet alleen proces-verbalen in, maar ook bijvoorbeeld een klacht tegen je foute grootmoeder, ingediend door een gevangenisbewaarder, omdat ze bij binnenkomst telkens met ontbloot onderlichaam en gespreide benen lag.

Er staan verschrikkelijke zaken in beschreven, daar moet je selectief mee omgaan. Wanneer die strafdossiers zonder enige restricties openbaar worden gemaakt, is het alsof je een vuilnisbak op iemands huiskamertafel leeg kiepert. Zoek maar uit wat je kunt gebruiken. Ik denk dat het een heel slecht idee is om die dossiers zonder meer vrij te geven. In strafrechtelijke zaken geldt privacy, maar hier zou dan alles zomaar over de schutting worden gegooid. Je mag ook niet zomaar in strafrechtdossiers van mensen kijken; het is heel vreemd dat dat hier wel mag. Het lijkt mij heel onwenselijk als we zomaar informatie over andermans familieleden gaan opzoeken.

Ik denk wel dat het archief nuttige informatie bevat over hoe mensen zich laten meeslepen door het kwade, als willoze werktuigen. Mensen worden erin gezogen, en als je eenmaal een pad was ingeslagen was het moeilijk om te keren. Maar ik zou pleiten voor voorzichtigheid en voor enig toezicht van iemand die dingen uitzoekt, beschrijft en analyseert. Ik heb vaak voor mijn onderzoek in het Nationaal Archief gezeten en dan kwam er iemand bij je zitten om te helpen. Dat zou fijn zijn om mensen te beschermen tegen alle schokkende informatie die erin staat. Dat is beter dan wanneer je alleen thuis zit en dat over je heen krijgt.

Er wordt wel gezegd dat de kinderen van foute ouders op die manier worden ontzien en dat Joden het recht hebben te weten wie hun familie heeft verraden. Maar de meesten van die kinderen hebben al hun hele leven ingepeperd gekregen dat hun ouders of grootouders fout waren. Bij het verraad kun je niet op een knop drukken en dan komt er een naam uitgerold. In veel gevallen is naam bekend, maar in de overgrote meerderheid is die niet meer te achterhalen, is mijn ervaring.”

Margo Weerts is directeur van Joods Maatschappelijk Werk (JMW), dat advies, hulp en ondersteuning biedt aan iedereen met een Joodse achtergrond. Zij vertegenwoordigt JMW in het Ethisch Beraad, dat het Nationaal Archief adviseert over de online toegankelijkheid van het archief.

“Bij onze organisatie zien we de belangstelling toenemen nu 1 januari nadert. We bereiden ons zorgvuldig voor en brengen in kaart welke ondersteuning en begeleiding nodig is. Uit een flitspeiling onder de lezers van onze nieuwsbrief blijkt dat 60% van plan is het archief te raadplegen, 24% niet, en de rest twijfelt nog. De oudste deelnemer is geboren in 1929, de jongste in 1993. De reacties zijn zeer divers. Sommigen uit de eerste generatie zeggen bijvoorbeeld: ‘Ik ben al zo oud, ik laat het rusten.’ Anderen menen: ‘Dit had veel eerder moeten gebeuren.’

Momenteel kun je alleen zoeken op de naam van de dader. Als het archief eenmaal gedigitaliseerd is, wordt het makkelijker om met andere zoektermen te werken en verbindingen te leggen tussen verschillende archieven. Ik verwacht dat mensen zo meer te weten kunnen komen over hun familiegeschiedenis. Het archief bevat niet alleen justitiële dossiers, maar ook getuigenissen, dagboeken en foto’s. Het gaat dus verder dan enkel ontdekken wie je grootouders heeft verraden; het biedt ook meer inzicht in hun leven en persoonlijkheid.  Sommige mensen hebben niets van vroeger en kunnen hiermee hun familiegeschiedenis reconstrueren.

Onderzoekers zullen daarnaast geïnteresseerd zijn in de vraag hoe antisemitisme zo wijdverbreid kon worden in Nederland. In een tijd waarin antisemitisme weer oplaait, is het essentieel om deze kennis beschikbaar te maken. Uiteraard houden we ook rekening met ethische bezwaren van nabestaanden van collaborateurs. Daarom is het archief niet vindbaar via Google en komt er context bij. Het projectteam ‘Oorlog voor de Rechter’ heeft hier met grote zorgvuldigheid aan gewerkt en geluisterd naar het advies van het Ethisch Beraad.

Onze maatschappelijk werkers staan klaar om mensen op te vangen. Wij zijn gespecialiseerd in het begeleiden van mensen met trauma’s en hebben veel kennis van intergenerationeel trauma. Na de gebeurtenissen van 7 oktober zien we dat veel Joodse mensen een terugval hebben gehad. Wij helpen hen omgaan met gevoelens van angst en woede. Ons advies is om niet ’s avonds alleen naar informatie te zoeken, maar zorg te dragen dat er een vriend(in) bij je is. Want je leest misschien vreselijke dingen. En we blijven monitoren welke hulp er nodig is, ook na 1 januari.”

Dik de Boef (1940), voorzitter van het internationaal Sachsenhausen Comité en van het Centraal Orgaan Voormalig Verzet en Slachtoffers (COVVS), vertegenwoordigt het COVVS in het Ethisch Beraad, dat het Nationaal Archief adviseert over de online toegankelijkheid van de archieven.

“De openbaarmaking van het CABR is uitermate complex. Het gaat niet alleen om de kinderen van collaborateurs, maar ook om de kinderen van verzetsstrijders. Historisch gezien zijn deze twee groepen elkaars tegenpolen, maar nu delen ze een gezamenlijk belang. Beide groepen hopen antwoorden te vinden in het archief. Wat hen bindt, is het zwijgen van hun families.

Ik denk dat er meer kennis moet komen over deze periode. Als je de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog bestudeert, hoort dit deel er echt bij. Maar de digitale openbaarmaking moet zorgvuldig en met de juiste context plaatsvinden. Dat hebben we geadviseerd als Ethisch beraad, het moet niet zomaar online komen. Als het zorgvuldig en met context gebeurt, heb ik vertrouwen in het proces. Er moet bescherming zijn voor de kinderen van collaborateurs, want het kan een zware last voor hen zijn. Het is immers duidelijk dat kinderen niet verantwoordelijk zijn voor de verkeerde keuzes van hun ouders.

Ik streef altijd naar verbinding en wil beide groepen betrekken. Zo ben ik door mijn ouders opgevoed: je mag mensen niet wegzetten als groep, alleen zo kan er een menswaardige samenleving ontstaan. Zij brachten ons groot met het gezegde ‘dat Duitsers het eerst Duitsers opgesloten hebben in de concentratiekampen: communisten en sociaaldemocraten.’ Verder spraken zij nauwelijks over de oorlog. Lange tijd dacht ik dat het hun oorlog was, omdat ik toen nog een kind was. Tot ik op mijn 46e volledig vastliep en therapie nodig had. Ik was drie jaar oud toen ons huis in Arnhem werd gebombardeerd; ik ben pas na een halve dag onder het puin vandaan gehaald.

Zoiets werkt door in je leven. Ik heb nog beelden van die dag. De therapie was loodzwaar, maar het heeft geholpen. Daarna ben ik me gaan inzetten voor het COVVS en geef ik gastlessen op scholen. Om zo een bijdrage te leveren aan een betere wereld. Want mijn boodschap in mijn lessen is dat mensen altijd een keuze hebben tussen goed en fout. Daarom ben ik ook op de foto gegaan bij de Dokwerker, ter nagedachtenis aan de Februaristaking van 1941, toen de bevolking onder zware omstandigheden koos voor solidariteit met hun medemensen.”


Wat is het CABR?
In het Centraal Archief Bijzondere Rechtpleging (CABR) bevinden zich dossiers van personen die verdacht werden van collaboratie met de Duitse bezetter in de Tweede Wereldoorlog. Het archief, in beheer van het Nationaal Archief, omvat bijna vier kilometer aan papier en 30 miljoen documenten: persoonlijke foto’s, dagboeken, brieven en verklaringen. Vanaf 1 januari 2025 moeten de dossiers volgens de Archiefwet beschikbaar zijn en volledig worden ingezien. Het archief wordt volledig gedigitaliseerd en komt vanaf 1 januari 2025 gefaseerd online. Op de website Oorlogvoorderechter,nl kan iedereen zoeken. Dit alles gebeurt met de nodige voorzichtigheid, ook op advies van het Ethisch beraad, hierin zitten zowel nabestaanden van ‘foute’ Nederlanders als familieleden van slachtoffers en verzetsdeelnemers. Het archief komt gefaseerd online en met de nodige context, ook is het niet op google vindbaar.


Dit artikel verscheen eerder in NC Magazine nr. 26 (najaar 2024). Het artikel is geschreven door Dorine van der Wind, de foto’s zijn van Ben Houdijk

Tooltip contents