Gesproken woord geldt
Geachte minister-president, beste Mark,
geachte mevrouw Verbeet
geachte heer Smit,
geachte burgemeester Van Zanen,
geachte dames en heren,
Het is voor mij een buitengewone eer om u op de Nederlandse Bevrijdingsdag te mogen toespreken. Ik ben zeer dankbaar voor de uitnodiging, die ik beschouw als een bijzonder teken van de vriendschap tussen Nederland en Duitsland.
Graag was ik vorig jaar naar Den Haag gekomen, maar de coronapandemie liet dat helaas niet toe. Hetzelfde geldt nu voor dit jaar. Daarom vind ik het des te belangrijker om deze bijzondere dag, in eder geval op deze manier, samen met u te vieren – deemoedig en dankbaar voor uw uitnodiging, uw grote gebaar.
76 jaar geleden, op 5 mei 1945, werd Nederland bevrijd van de Duitse bezetting. Een vaststelling, zo kort en bondig – en toch van grote betekenis. Het beschrijft niets minder dan het langverwachte einde van de misdaden die Duitsland tijdens het nationaal-socialisme heeft begaan tegen de mensen in uw land.
Driekwart van alle joodse mannen, vrouwen en kinderen in Nederland werd onder de Duitse bezetting van 1940 tot 1945 vermoord – driekwart, meer dan in enig ander land in West-Europa.
Meer dan 200.000 mensen zijn in Nederland omgekomen. Meer dan 600.000 Nederlanders zijn naar het Duitse Rijk overgebracht om dwangarbeid te verrichten. Het centrum van Rotterdam werd volledig verwoest door bomaanvallen. En in de laatste oorlogswinter zijn vele duizenden mensen het slachtoffer geworden van hongersnood.
Wij moeten ook denken aan het onmetelijke leed dat de mensen hebben moeten doorstaan, bijvoorbeeld in het doorgangskamp Westerbork. Van daaruit werden zij naar concentratie- en vernietigingskampen gedeporteerd.
Geachte mevrouw Weyl, als overlevende getuige weet u van de kwellingen die de mensen in dit kamp hebben ondergaan en die u als jong meisje hebt moeten doorstaan. Tegenwoordig vertelt u schoolkinderen over uw ervaringen. Het belang hiervan kan niet hoog genoeg worden ingeschat. Ik dank u uit het diepst van mijn hart dat u daarvoor de kracht vindt.
Ook Anne Frank was in Westerbork. Eenieder die haar dagboekaantekeningen van de Prinsengracht 263 leest, de daarin verwoorde angsten en hoop van een joods meisje onder Duitse bezetting, is diep geschokt.
Niets kan de leegte vullen die is achtergelaten door de mensen die zijn vermoord. Niets kan het verlies en de pijn van de overlevenden wegnemen.
De gepleegde misdaden zullen niet verjaren. Het levend houden van de herinnering is de eeuwige verantwoordelijkheid van Duitsland.
Artikel 1 van de grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland luidt: “De menselijke waardigheid is onschendbaar“. Deze zin is het centrale antwoord op de misdaden van Duitsland onder het nationaal-socialisme, het antwoord op het feit dat mensen hun waardigheid werd ontnomen.
Veel Nederlanders kwamen in opstand tegen de door de Duitse bezetter tentoongespreide minachting voor de mensheid, zoals tijdens de grote stakingen van 1941 en 1943.
Het voorbeeld van deze moedige burgers is geworteld in een eeuwenoude Nederlandse traditie van vrijheid. Een traditie die tot uitdrukking komt in de inscriptie op het monument voor de Nederlandse filosoof Benedictus de Spinoza in Amsterdam, die luidt: “Het doel van de staat is vrijheid“.
Vandaag is Nederland een land dat wereldwijd opkomt tegen onderdrukking en voor vrede en vrijheid. Bijna geen enkele stad illustreert dit beter dan Den Haag, de stad van het recht, de zetel van het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof, de stad waar vandaag Bevrijdingsdag wordt gevierd.
Geachte dames en heren,
Hoe verschillend de uitgangssituatie en de gevolgen natuurlijk zijn, het thema vrijheid kan vandaag, in het jaar 2021, niet worden behandeld zonder eraan te denken dat als gevolg van de corona-pandemie de fundamentele vrijheden in ons leven momenteel, voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog, worden ingeperkt in een mate die wij ons vóór de pandemie niet konden voorstellen.
Tegelijkertijd weten wij dat dergelijke maatregelen alleen kunnen worden gerechtvaardigd wanneer zij tijdelijk zijn en op begrijpelijke wijze zijn gebaseerd op een opvatting van vrijheid die altijd vrijheid in verantwoordelijkheid betekent, dus ook vrijheid ten opzichte van onze medemensen – op dit moment in het licht van de door een virus veroorzaakte bedreiging van de gezondheid en het leven.
Geen enkel land wordt gespaard. Om deze bedreiging echter te boven te komen en onze vrijheden weer onbeperkt te kunnen genieten, kunnen wij bouwen op een stevig fundament: op de Europese solidariteit als resultaat van een uniek proces van verzoening en eenwording.
Wij Duitsers zullen nooit vergeten dat Nederland ons na de Tweede Wereldoorlog en na de beschavingsbreuk van de Shoah de hand reikte om verzoening mogelijk te maken. Wij zullen altijd dankbaar zijn dat hieruit de Duits-Nederlandse vriendschap is voortgekomen.
De Europese eenwording was van meet af aan een project voor vrede en welvaart dat alleen kon en kan slagen op basis van gemeenschappelijke waarden. Ook vandaag worden wij opgeroepen onze waarden met al onze kracht te verdedigen. Eenieder kan een bijdrage leveren aan de handhaving van de democratie, de versterking van de mensenrechten en de bescherming van de zwakkeren.
De vreselijke aanslagen in Kassel, Halle en Hanau hebben ons in Duitsland onlangs laten zien hoe noodzakelijk dit ook vandaag de dag is. Deze aanslagen herinneren ons eraan dat wij ons als burgers resoluut moeten verzetten tegen elke vorm van antisemitisme en racisme, en elke vorm van haat en vijandigheid tegen bepaalde groepen.
Onze twee landen werken nauw samen als Europeanen en als goede buren. In de loop van de decennia hebben wij samen crisissen overwonnen en successen geboekt. Daar ben ik zeer dankbaar voor.
Maar wij zullen nooit vergeten dat wij het verleden niet ongedaan kunnen maken. Wij kunnen en moeten er de juiste lessen uit trekken. Voor de huidige en toekomstige generaties van onze twee landen en voor een Europa van vrede en vrijheid.
Dank u wel.